|
Het verhaal van mijn
Vader.
(opgeschreven 14 jaar geleden)
Nu, na zoveel jaren
verstreken tijd, sinds dat we zoveel te strijden hadden met elkaar, en
nu; gisteren 24 februari 1995, is er veel veranderd. Hij is de man niet
meer van toen, of beter gezegd; hij toont mij nu meer van zijn
innerlijk, zijn ziel, zoals hij dat toen niet kon, of niet wilde laten
zien.
Er is ‘nu’ zoveel
tijd tussen ons om te spreken over de dingen waar we toen niet over
konden of durfden praten, er geen tijd voor was, waar we niet toe in
staat waren. Nu … is dat anders, we spreken met elkaar, of anders
gezegd; hij verteld mij over zichzelf, wat 20 jaar geleden tot de
onmogelijkheid behoorde.
Hij toont mij nu; hoe hij
is en hoe hij toen was. In het begin, daar in zijn kamer, alleen, zonder
zijn vrouw ‘mijn Moeder’ (Henriette Bernadine Kohlmann) spraken
we over ons arbeidsverleden, onze passie, over ons “schildersambacht”
toen hij als mijn baas mij vertelde naar welke klant ik gaan moest. Hij
… mijn baas, ik zijn zoon, zijn knecht, in een werkverhouding waar we
elkaar zo vaak en zo heftig zijn tegengekomen.
Nu, gisteren, maakten we
een sprong in de tijd terug, hoe het hem gegaan was toen hij 60 jaar
geleden, 22 jaar oud; en hoe het ging, hoe het was en wat hem overkomen
was. Hoe hij ‘zijn vrouw’ ‘mijn Moeder’ leerde kennen en
de wijze waarop hij haar ontmoette, op de straat of in de tuin van het
huis waar zij werkte als dienstbode. Daar waar zij stonden te vrijen, en
dat die mevrouw had gezegd dat dit echt niet kon! En dat ze in de keuken
afscheid van elkaar moesten nemen.
Hij en ‘mijn Moeder’
waren 5 jaar verloofd geweest, en hij fietste heel wat af naar
Genderingen waar zij woonde. En hij vertelde over de vader (Jozef
Kohlmann) van ‘mijn Moeder’ die meubelmaker was en naar
Oosterbeek kwam om daar te werken bij een neef die ook Kohlmann heette,
en dat het niet boterde tussen die twee, en dat Jozef Kohlmann, daar een
winkeltje begon, en er werkte als meubelmaker, en dat zij arm waren en
weer terug gingen naar Genderingen, en zij met moeite de touwtjes bij
elkaar hielden, en dat dáárom ‘mijn Moeder’ niet verder mocht
leren, en geld in het laatje brengen moest.
De ouders van mijn vader
en vooral ‘zijn’ Moeder (Theodora Hendrika Jansen) vonden haar
geen goede partij voor mijn vader. Mijn vader liet merken hoe pijnlijk
dat voor hem geweest was, en dat het voor hem duidelijk was dat ‘mijn
Moeder’ de ware voor hem was. En dat hij er geen problemen mee had
dat zij arm waren. Met trots vertelde hij mij, dat hij zich daardoor
juist ‘sterk voelde’ voor haar. Want hij had een ambacht waar hij mee
voor de dag kon komen, hij werkte toch binnenkort als eigen baas in het
schildersbedrijf!
Later kwam het toch nog
goed toen zijn ouders, ‘mijn moeder’ beter leerde kennen, al gauw
was er een band tussen zijn moeder en mijn Moeder ontstaan, en dat hield
stand in de jaren. Hij had zijn vrouw leren kennen via haar zuster, die
later non zou worden, ‘Zr. Heliotropa’ deze zus van hem werkte
als hulp bij zijn broer (Johannes Hendrikus Budel) in het bouwbedrijf
(Budel&Jeronimus), hij leerde ‘haar’ kennen doordat hij nogal
eens schilderwerk moest uitvoeren voor deze broer (Ome Hent genaamd) die
aannemer was. Deze zus haalde ‘mijn Moeder’ naar Velp, omdat zij
een betrekking voor haar wist, en toen hij toevalligerwijs aan dŕt huis
ging schilderen, waar zij werkte, leerde hij haar kennen en daar
ontstond hun vriendschap, dit was aan een huis in de Waldeck Pyrmontlaan
te Velp.
Nu … eenzaam in zijn
kamertje zat hij daar zijn tijd af te wachten, zijn tv was stuk en
weggehaald, een lege plek, een beetje somber, bleekjes en verlaten zat
hij voor zich uit staren toen ik er binnenkwam. Ik verbrak een stilte
die niet helemaal in orde was, zo voelde het. Zonder tv was er eigenlijk
niet zoveel meer, enkel nog de herinnering aan zijn vrouw, en de
kinderen, die “ergens” waren zij hij. Het hoefde allemaal niet
meer zo zij hij, God mocht hem wel komen halen, dan konden ze weer samen
zijn, maar ja, en er volgde een bekend gezegde van hem; een mens wikt,
en God beschikt, zň zij hij dat.
Al vrij snel kwamen we in
onze gesprekken over het verleden te praten ‘zodanig’ dat het
steeds mooier en kostbaarder werd; dat hij op de ambachtschool in Arnhem
had gezeten, en hij vertelde over een paar collega’s van hem de vader
van Tom Mars en die van de gebroeders Bosveld … De voorvallen waarover
hij vertelde waren duidelijk en klaar voor mij, omdat ik van veel zaken
wist omdat ik nogal bij zijn bedrijf betrokken ben geweest.
Toen al zette ‘ik’ daar
ergens mijn eerste voetstappen neer, thuis in de Pastoor Koenestraat, en
een 6 tal jaren heb ik als leerling schilder in ‘zijn’
voetstappen meegelopen, door Huize Larenstijn en Sancta Maria, de
Zusters in de Emmastraat, Het Rhedens Lyceum, de Kerk in de Emmastraat,
Sint Jozef in de Roozendaalselaan, en of je het gelooft of niet ook in
de Muziektent van het Villa park.
Totdat er voor mij een
tijd kwam na 12 jaren Schilders patroon, moest ik opnieuw een keuze
maken, en in een te vroeg stadium afscheid nemen van een ambacht waar ik
mijn hele ziel en zaligheid in heb kunnen leggen. Maar helaas ik was
niet zakelijk genoeg om me te kunnen handhaven, te veel strijd en
onvermogen speelden parten, dus heb ik dat ‘schilders ambacht’
maar zo’n 18 jaar in de praktijk kunnen brengen.
Velp 25-1-1995.
Anthoon
|