Memorial day 2009.

 

 
 
 
 
 
 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het verhaal van mijn Vader.

(opgeschreven 14 jaar geleden)

 

Nu, na zoveel jaren verstreken tijd, sinds dat we zoveel te strijden hadden met elkaar, en nu; gisteren 24 februari 1995, is er veel veranderd. Hij is de man niet meer van toen, of beter gezegd; hij toont mij nu meer van zijn innerlijk, zijn ziel, zoals hij dat toen niet kon, of niet wilde laten zien.

 

Er is ‘nu’ zoveel tijd tussen ons om te spreken over de dingen waar we toen niet over konden of durfden praten, er geen tijd voor was, waar we niet toe in staat waren. Nu … is dat anders, we spreken met elkaar, of anders gezegd; hij verteld mij over zichzelf, wat 20 jaar geleden tot de onmogelijkheid behoorde.

 

Hij toont mij nu; hoe hij is en hoe hij toen was. In het begin, daar in zijn kamer, alleen, zonder zijn vrouw ‘mijn Moeder’ (Henriette Bernadine Kohlmann) spraken we over ons arbeidsverleden, onze passie, over ons “schildersambacht” toen hij als mijn baas mij vertelde naar welke klant ik gaan moest. Hij … mijn baas, ik zijn zoon, zijn knecht, in een werkverhouding waar we elkaar zo vaak en zo heftig zijn tegengekomen.

 

Nu, gisteren, maakten we een sprong in de tijd terug, hoe het hem gegaan was toen hij 60 jaar geleden, 22 jaar oud; en hoe het ging, hoe het was en wat hem overkomen was. Hoe hij ‘zijn vrouw’  ‘mijn Moeder’ leerde kennen en de wijze waarop hij haar ontmoette, op de straat of in de tuin van het huis waar zij werkte als dienstbode. Daar waar zij stonden te vrijen, en dat die mevrouw had gezegd dat dit echt niet kon! En dat ze in de keuken afscheid van elkaar moesten nemen.

 

Hij en ‘mijn Moeder’ waren 5 jaar verloofd geweest, en hij fietste heel wat af naar Genderingen waar zij woonde. En hij vertelde over de vader (Jozef Kohlmann) van ‘mijn Moeder’ die meubelmaker was en naar Oosterbeek kwam om daar te werken bij een neef die ook Kohlmann heette, en dat het niet boterde tussen die twee, en dat Jozef Kohlmann, daar een winkeltje begon, en er werkte als meubelmaker, en dat zij arm waren en weer terug gingen naar Genderingen, en zij met moeite de touwtjes bij elkaar hielden, en dat dáárom ‘mijn Moeder’ niet verder mocht leren, en geld in het laatje brengen moest.

 

De ouders van mijn vader en vooral ‘zijn’ Moeder (Theodora Hendrika Jansen) vonden haar geen goede partij voor mijn vader. Mijn vader liet merken hoe pijnlijk dat voor hem geweest was, en dat het voor hem duidelijk was dat ‘mijn Moeder’ de ware voor hem was. En dat hij er geen problemen mee had dat zij arm waren. Met trots vertelde hij mij, dat hij zich daardoor juist ‘sterk voelde’ voor haar. Want hij had een ambacht waar hij mee voor de dag kon komen, hij werkte toch binnenkort als eigen baas in het schildersbedrijf!

 

Later kwam het toch nog goed toen zijn ouders, ‘mijn moeder’ beter leerde kennen, al gauw was er een band tussen zijn moeder en mijn Moeder ontstaan, en dat hield stand in de jaren. Hij had zijn vrouw leren kennen via haar zuster, die later non zou worden, ‘Zr. Heliotropa’ deze zus van hem werkte als hulp bij zijn broer (Johannes Hendrikus Budel) in het bouwbedrijf (Budel&Jeronimus), hij leerde ‘haar’ kennen doordat hij nogal eens schilderwerk moest uitvoeren voor deze broer (Ome Hent genaamd) die aannemer was. Deze zus haalde ‘mijn Moeder’ naar Velp, omdat zij een betrekking voor haar wist, en toen hij toevalligerwijs aan dŕt huis ging schilderen, waar zij werkte, leerde hij haar kennen en daar ontstond hun vriendschap, dit was aan een huis in de Waldeck Pyrmontlaan te Velp.

 

Nu … eenzaam in zijn kamertje zat hij daar zijn tijd af te wachten, zijn tv was stuk en weggehaald, een lege plek, een beetje somber, bleekjes en verlaten zat hij voor zich uit staren toen ik er binnenkwam. Ik verbrak een stilte die niet helemaal in orde was, zo voelde het. Zonder tv was er eigenlijk niet zoveel meer, enkel nog de herinnering aan zijn vrouw, en de kinderen, die “ergens” waren zij hij. Het hoefde allemaal niet meer zo zij hij, God mocht hem wel komen halen, dan konden ze weer samen zijn, maar ja, en er volgde een bekend gezegde van hem; een mens wikt, en God beschikt, zň zij hij dat.

 

Al vrij snel kwamen we in onze gesprekken over het verleden te praten ‘zodanig’ dat het steeds mooier en kostbaarder werd; dat hij op de ambachtschool in Arnhem had gezeten, en hij vertelde over een paar collega’s van hem de vader van Tom Mars en die van de gebroeders Bosveld … De voorvallen waarover hij vertelde waren duidelijk en klaar voor mij, omdat ik van veel zaken wist omdat ik nogal bij zijn bedrijf betrokken ben geweest.

Toen al zette ‘ik’ daar ergens mijn eerste voetstappen neer, thuis in de Pastoor Koenestraat, en een 6 tal jaren heb ik als leerling schilder in ‘zijn’ voetstappen meegelopen, door Huize Larenstijn en Sancta Maria, de Zusters in de Emmastraat, Het Rhedens Lyceum, de Kerk in de Emmastraat, Sint Jozef in de Roozendaalselaan, en of je het gelooft of niet ook in de Muziektent van het Villa park.

 

Totdat er voor mij een tijd kwam na 12 jaren Schilders patroon, moest ik opnieuw een keuze maken, en in een te vroeg stadium afscheid nemen van een ambacht waar ik mijn hele ziel en zaligheid in heb kunnen leggen. Maar helaas ik was niet zakelijk genoeg om me te kunnen handhaven, te veel strijd en onvermogen speelden parten, dus heb ik dat ‘schilders ambacht’  maar zo’n 18 jaar in de praktijk kunnen brengen.

 

Velp 25-1-1995.

Anthoon