22. Wijsheid en ik.


Wijsheid en ik.

In de stilte van de nacht trad wijsheid mijn kamer binnen en stond naast mijn bed. Zij staarde mij aan als een liefhebbende Moeder, droogde mijn tranen en zei; Ik heb het geroep van je Ziel gehoord en ben hier gekomen om je te troosten. Open je hart voor mij, en ik zal het vullen met licht. Vraag en ik zal je het pad der waarheid wijzen. Ik gaf gevolg aan haar verzoek en vroeg; Wie ben ik wijsheid, en hoe kwam ik tot deze afschuwelijke plaats? Wat betekenen mijn enorme verwachtingen, deze stapels boeken en vreemde figuren? Wat zijn dat voor gedachten die komen en gaan als een vlucht duiven? Wat betekenen deze droevige en vreugdevolle woorden die wij begerig samenstellen en vol vreugde neerschrijven? Van wie zijn die ogen die mij aanstaren en de meest innerlijke schuilhoeken van mijn Ziel doordringen, en die toch onbewust zijn van mijn verdriet?

Wat zijn dit voor stemmen die het voorbijgaande karakter van mijn bestaan bewenen, en lof zingen over mijn kindertijd? Wie is deze jongeling die speelt met mijn verlangens, en spot met mijn gevoelens? terwijl hij de dagen van gister vergeet en zich tevreden stelt met het weinige van vandaag, en zich wapent tegen de langzame nadering van morgen? Wat is dit voor verschrikkelijke wereld die mij in beweging brengt en naar welk onbekend land?  Wat is deze aarde die wijd haar kaken spert om onze lichamen te verzwelgen, en die een altijd-durende schuilplaats biedt voor hebzucht? Wie is deze mens die zich tevredenstelt met de gunsten van het fortuin en smeekt om een kus van levens lippen, terwijl de dood hem in het gelaat treft? Wie is deze mens die een ogenblik van plezier koopt met een jaar berouw, en zichzelf overgeeft aan de slaap, terwijl dromen tot hem roepen? Wie is deze mens die zwemt in de golven van onwetendheid, naast de draaikolk der duisternis?

Vertel mij, Wijsheid; wat zijn dit allemaal voor dingen?

En Wijsheid opende haar lippen, en sprak; Gij, mens, zou de wereld willen zien met de ogen van God, en de geheimen van het hiernamaals willen grijpen met menselijk gedachten. Dat is de vrucht van onwetendheid. Ga het veld in en zie hoe de bij boven de zoete bloemen hangt, en hoe de Adelaar naar beneden schiet op zijn prooi. Ga uw buurmans huis binnen en zie hoe de zuigeling betoverend straalt door het haardvuur, terwijl de Moeder zich aan haar taken wijdt. Wees als de bij, en verspil uw lentedagen niet met het vergapen aan het doen en laten van de Adelaar. Wees als het kind dat zich verheugt bij de vuurgloed, en laat de Moeder begaan. Al wat ge ziet is en was nog steeds het uwe.

De vele boeken en vreemde figuren, en de lieflijke gedachten om u heen, zijn de schimmen van de zielen die voor u geweest zijn. De woorden die uw lippen uiten, zijn als schakels die u en uw medemens bindt. De droevige en blije gevolgtrekkingen zijn de zaden gezaaid door het verleden in het veld uwer Ziel, om te worden geoogst voor de toekomst. De jongeling die speelt met uw verlangens, is hij die de poort van uw hart zal openen, om het licht te laten ingaan. De aarde die wijd haar muil spert om de mens en zijn werk te verzwelgen, is de bevrijder onze zielen, van de gebondenheid met het lichaam. De wereld die met u beweegt is uw hart, dat de wereld zelf is. En de mens die gij zo klein en onwetend acht, is Gods boodschapper die gekomen is om levensvreugde te leren, door smart, en door kennis te verwerven uit onwetendheid.

Aldus sprak Wijsheid;

en zij legde een hand op mijn brandende voorhoofd, zeggende: Ga voort draal niet. Voorwaarts gaan is zich bewegen naar volmaaktheid. Ga voort en vreest niet de scherpe dorens of scherpe stenen op levens pad.

uit:       De Meester

van:     Kahlil Gibran.