31. Liefde [1] Een Puber.


Liefde

Gebed van een puber.

 

De pubertijd is niet wat men wel eens een domme leeftijd pleegt te noemen, maar is een schitterende leef-tijd waarop God door middel van zijn natuur-wetten in het lichaam en het innerlijk van jonge mensen een liefdesvermogen heeft geborgen dat een verlangen doet ontstaan naar een ander lichaam, een andere innerlijkheid.

Moge die jonge mens iemand ontmoeten die hem dit duidelijk kan maken, een weg te vinden waarop hen de ‘ander’ zal verschijnen.

Mogen zij een vriend of een zuster vinden, die hen helpt zich van zichzelf te bevrijden, en zich aan anderen te geven, want anders worden zij een slaaf vanzichzelf, die niet tot “liefde” in staat is.

 

Een verlangen.

Ik zou willen liefhebben, Heer,

Ik heb behoefte aan liefde.

Heel mijn wezen is èèn verlangen;

 

Mijn hart,

Mijn lichaam,

hunkeren in de nacht naar een onbekende

om lief te hebben.

Mijn armen bewegen zich in een leegte, en

ik kan het doel van mijn liefde niet aanraken.

Ik ben alleen en ik zou zo graag met een

ander willen zijn.

 

Ik spreek en er is niemand om naar mij te luisteren.

Ik leef en er is niemand om mijn liefde te oogsten.

Waarom ben ik zo rijk, als ik niemand verrijken kan ?

Vanwaar komt deze liefde ?

Waar gaat zij heen ?

Ik zou willen liefhebben, Heer.

Ik heb behoefte aan liefde.

Ziehier, Heer, al mijn onverbruikte liefde.

Luister kind,

Wees stil, en maak zwijgend een lange pelgrimstocht

naar de diepste diepten van je hart, om daar Mij te ontmoeten, als iemand die een beek stroomopwaarts volgt om haar bron te vinden. Want heel aan het eind, heel in de diepte, in het oneindige mysterie van je rusteloze ziel, zal je Mij ontmoeten.

Want ik ben liefde jonge mens, Ik ben niets dan liefde, sinds alles begon. En die liefde is ook in jou. Ik heb je geschapen om lief te hebben, om eeuwig lief te hebben.

En jouw liefde zal een weg gaan door een “andere” ik. Jij zoekt haar; wees gerust, zij zoekt ook jou. Altijd en eeuwig is zij op de weg van Mijn Liefde. Je moet wachten tot ‘zij’ voorbij komt.

Zij komt dichter bij, zoals jij dichter komt bij jezelf. Jullie zullen elkaar herkennen. Want Ik heb haar lichaam voor jou geschapen en het jouwe voor haar.

Ik heb jouw hart voor haar gemaakt, en haar hart voor jou.

En jullie zoeken elkaar in de stilte van de nacht, in “Mijn” nacht, die èèn en al licht zal worden, wanneer jullie je aan elkaar en dus aan Mij toevertrouwen.

En omdat je “nu” zo’n behoefte  aan liefde hebt, heb ik vele mensen op je weg gestuurd om lief te hebben.

Geloof Mij, liefde heeft een lange leerschool nodig.

En er  zijn geen verschillende soorten van liefde; liefhebben betekent ten alle tijde; jezelf verlaten om naar de ander te gaan.

Heer,

help mij mezelf te vergeten terwille van de mensen die ik ontmoet. Opdat ik, door mezelf te geven, leer liefhebben.

(Michael Quoist)