32. Liefde [2] kent maar 2 wegen.


.

Liefde kent maar twee wegen.

 

Wij zijn door liefde en uit liefde geschapen. Op aarde leren wij liefhebben. Bij ons sterven eindigen wij onze proef in liefde en leggen daar verantwoording in af. Wanneer wij voldoende bekwaam in de liefde gebleken zijn, zullen wij voor eeuwig in de liefde voortleven.

Echter wij doen aan onze bestemming en die van de wereld, telkens iets tekort wanneer wij op aarde onszelf liefhebben(egoïsme). Liefde kent maar twee wegen, èèn tot onszelf en èèn tot (God) onze naaste; de anderen. Leven is voortdurend kiezen tussen deze twee wegen.

Eigenliefde;

 

Liefde kent twee wegen, Heer.

De ene leidt tot eigenliefde, en de andere tot liefde voor U en de anderen.

En iedere keer dat ik mijzelf liefheb, betekent dit, een beetje minder liefde voor U en de anderen, en is er een lek in de liefde, een verlies in liefde.

Want liefde is ertoe bestemd uit te zwermen naar anderen, en iedere keer dat zij tot mij terugkeert als eigenliefde, verwelkt en sterft zij.

Eigenliefde biedt mij een sigaret aan en geeft er geen aan mij naaste;

Eigenliefde kiest het beste deel en neemt de beste plaats in beslag;

Eigenliefde spreekt voor mijzelf en maakt mij doof voor anderen;

Eigenliefde bepaald een keus en dringt die aan anderen op;

Eigenliefde vermomt mij en geeft mij het masker van een vrolijke toneelspeler, zij doet mij uitblinken en anderen in een schaduw stellen;

Eigenliefde beklaagd mij en is onverschillig voor het leed van anderen;

Eigenliefde plaatst mij onder de ‘goeden’ en  veracht de anderen;

Eigenliefde trekt mij mijn pantoffels aan en zet mij in een makkelijke leunstoel;

Eigenliefde is tevreden over mij en wiegt mij stilletjes in slaap.

Erger is; dat eigenliefde gestolen liefde is.

Zij is liefde dat voor anderen bestemd was, als hulp voor hun leven en welzijn, een kans tot opbloei dat ik hen ontvreem.  Zodoende veroorzaakt eigenliefde anderen  menselijk leed, en veroorzaakt eigenliefde menselijke ellende.

Het leed van een knaapje dat zonder reden van zijn Moeder een oorvijg krijgt;

Het leed van een meisje dat op een dansavond alleen gelaten wordt;

Het leed van een man die verontrust is omdat hij niemand in vertrouwen kan nemen;

Het leed van een wanhopige die zich in het kanaal werpt;

Het leed van een Vader of Moeder die zijn of haar kind niet kan grootbrengen;

Het leed van een stervende die niemand naast zich weet.

Allemaal leed.

Al die onrechtvaardigheid, bitterheid, vernedering, haat, verdriet, en wanhoop, is ongestilde honger naar liefde.

Zo hebben mensen een ontaarde wereld opgebouwd, dat mensen verpletterd;

Zo ook brengen mensen op aarde hun tijd zoek met het zwelgen naar verflenste liefde, terwijl anderen met uitgestrekte armen sterven van de honger;

Zo verknoeien mensen liefde, ik heb Uw liefde verknoeid, Heer.

Op dit moment vraag ik U mij te helpen lief te hebben.

Geef mij de kracht dat ik ware liefde in de wereld verspreidt.

Maak dat door mij en anderen, dat een weinig van deze liefde doordringt tot ieders omgeving, tot alle economische en politieke stelsels, tot alle wetten, verdragen en alle reglementen.

Maak dat de liefde doordringt tot alle kantoren, fabrieken, stadswijken en woonhuizen, tot in danszalen toe.

Maak dat zij doordringt in mensenharten, en dat deze nooit vergeten te strijden voor een betere wereld. Een strijd voor liefde, in dienst van liefde.

Amen.

 

(Michael Quoist)