33. Zonde en de gevallenen.


Zonde.

 

“ En opdat ik hierop niet ijdel zou worden, is in mij een doorn in het vlees gestoken: een angel van Satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik niet hoogmoedig zou worden. tot drie maal toe bad ik de Heer, dat deze last van mij weg zou gaan. Maar Hij heeft mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want juist bij zwakte komt de Kracht tot haar recht ... Want als ik zwak ben, ben ik sterk “

Heer, ik ben gevallen .. alweer .....

Ik kan niet meer, ik zal er nooit komen,

Ik schaam mij voor mezelf, ik durf U niet

meer aankijken.

En toch ... Heer, heb ik er tegen gestreden,

want ik wist dat Gij dicht bij mij waart en mij

aandachtig gade slaat.

Als een wervelwind heeft de verzoeking mij

neergemaaid, en ik heb mijn hoofd gewend,

ben van het rechte pad afgeweken, terwijl Gij

alleen bleef, zwijgend en bedroefd. Als een

versmade verloofde die de geliefde met een

vijand weg ziet gaan.

Nadat de hartstocht was gaan liggen. Even

plotseling als hij was opgevlamd, bevond ik

mij ogenblikkelijk alleen met mijzelf, be-

schaamd, walgend en met de zonde in mijn

handen. De zonde die ik uitverkozen had,

zoals een klant zijn koopwaar kiest, deze

zonde die ik betaald heb en niet meer terug

kan geven omdat de koopman verdwenen is.

Deze zonde, zonder geur, zonder smaak,

deze zonde die mij misselijk maakt, nutteloos

vermaak dat ik van mij af zou willen werpen.

Deze zonde, die ik mij voorgesteld had, die ik

gezocht heb, van alle zijden benaderd ben, en

die ik geliefkoost heb al sedert lange tijd.

Deze zonde die ik begeert heb, op mijn buik

kruipend met uitgestrekte armen, handen en

vingers, met begerige blik en bonzend hart.

Deze zonde, die ik vastgegrepen heb en er

gulzig van genoten, bezit ik nu en zij bezit mij,

zoals een spin een vlieg verstrikt in haar web.

Ik kan mij niet meer van haar ontdoen, ik loop

weg maar zij volgt mij als een schurftige hond,

die men kwijt wil raken, doch die telkens kwispel

staartend terug komt bij zijn baas.

Het komt mij voor dat het aan mij te zien is, ik

schaam mij om rechtop te staan, ik zou over de

grond willen kruipen om niet gezien te worden.

Ik schaam mij om voor een vriend te verschijnen.

Ik schaam mij om voor U te verschijnen Heer,

want Gij had mij lief en ik ben U vergeten.

Men kan niet aan allen tegelijk denken, men moet

kiezen en ik heb gekozen, doch Uw stem, Uw liefde

doen mij pijn, zij drukken op mij neer, zij drukken

zwaarder op mij dan mijn zonden.

Heer kijk me niet zo aan. Ik ben naakt, ik ben bezoedeld,

ik lig op de grond en heb geen kracht meer en durf niets

meer te beloven.

Diep neergebogen lig ik voor U neer.

Kom op jongen, hef je hoofd, is het niet vooral je

hoogmoed die gekwetst is ? Als je Mij liefheb dan

heb je niet alleen verdriet , maar ook vertrouwen.

Geloof jij dat Gods liefde grenzen heeft ?

Geloof jij dat God voor èèn ogenblik op-

gehouden heeft van jou te houden?

Jij rekent nog teveel op jezelf jongen, je

moet weten dat alleen God totaal te ver-

trouwen is. Vraag Mij om vergiffenis, en

sta dan weer op. Want, weet je, vallen is

niet het ergste, dat je niet weet waarom

je gevallen bent, dat is erg.

(Michael Quoist)