37. Yasna [29] Stem van de aarde.


Yasna 29

I. De ziel van de aarde hief klagend haar stem ten hemel:

' Waartoe ben ik geschapen? Tot welk doel leidt mijn existentie?

Op mij wordt roofbouw gepleegd. De gaven van mijn vruchtbaarheid worden verkwanseld.

Machtswellust en uitspattingen van menselijke willekeur kiezen mij tot doelwit.

Niemand is mij tot hulp gesteld. Op geen erbarmen kan ik rekenen.

Zo wend ik mij tot U, o God, als mijn laatste toevlucht:

Ontferm u over mij en mijn vruchtbare akkers.'

2. Daarop wendde de ziel van de aarde zich tot Hem, die de kosmische orde draagt, en vroeg: ' Waar blijft gij met uw gerechtigheid?

Mijn lichaam lijkt slechts geschapen om vertrapt te worden. Waar is een hart, dat voor mij klopt? Waar de macht, die mij te hulp kan snellen?'

3. Toen antwoordde Hij, die de kosmische orde draagt: 'Ik zie geen helper voor u.

De mensen lijden aan het misverstand, dat zij straffeloos kunnen kwellen datgene, wat zich niet verweren kan en geen stem heeft om te klagen.'

4. En Hij, die de kosmische orde draagt, vervolgde: 'Alleen God zij u tot hulp.

Hij alleen weet wat was, wat is en wat komen gaat. Hij alleen kent alle gedachten.

De gedachten, die reeds ontsproten zijn en die nog zullen ontstaan.

Hij alleen kent alle oorzaken: Ook die van ons lijden.

5. Laat ons daarom de Heer aanroepen En onze handen uitstrekken tot hem.

Laat ons dat te-zamen doen: gij en ik,

Om hulp te verkrijgen voor de lijdende aarde.'

6. Daarop weerklonk de stem van God,

Die alle oorzaken kent; voor wie niets is verborgen: "Vóór ik de wereld schiep was er niets anders dan Ik alleen.  Alles vindt zijn laatste oorzaak in Mij:

Zowel uw bestaansgrond als uw gedachten.

Ik schiep u om de mensen tot voeding te dienen. Dat is de enige grond van uw bestaan. Daarom: Klaag niet en treur niet. Ik ken uw lijden en uw smarten Reeds vóór gij ze hebt uitgesproken."

7. Nogmaals verhief God zijn stem:

En zijn Geest kwam over de aarde. En doorhuiverde haar tot in de diepste voegen. Waarop de aarde huiverend uitsprak: 'Mijn ziel is bekeerd !

Maar wie kan mij tot stem dienen om de mensen te verkondigen, Dat mijn ziel niet langer in zichzelf is verstrikt. Maar slechts bestaat om de ander te dienen.'

 

 

8. Toen werd de aarde bewogen door spijt en innerlijke ontferming. Zij sprak:

'Ik zie de zwakheid van de mens'.

Wat ik ervoer als zijn wreedheid is slechts zijn zwakheid.

Ik heb de mensen nodig en zij kunnen het niet zonder mij stellen.

En toch wilde ik hen in de steek laten. Wie kan mij echter tot stem dienen,

Opdat de mens wete, dat ik hem welgezind ben.'

 

9. Daarop verhief Hij, die inspireert tot universele welgezindheid, zijn stem:

'Er is onder de mensen iemand, die u tot stem wil dienen.

Zijn naam?  Zarathoestra Spitama.'

10. Waarop Zarathoestra:

'Almachtige God, die alles bewerkt: Tooi de aarde met geurige bloesems

En geeft ons mensen een zuiver genieten.

11. Want er is niets Heer … geen orde, geen welgezindheid en geen gerechtigheid …

Of het vindt zijn oorsprong in U alleen.

Zo neem dan beiden de aarde en ons mensen op in Uw erbarmen.

Moge frisse dauw de aarde verkwikken

En maak onze ziel ontvankelijk tot een zuiver genieten.'

[Uit: De Gatha's van Zarathoestra.]