Augustines 13 November-354/28-Augustus-432
Door;
DE GEEST
IN;
GELOOF-HOOP-LIEFDE.
ONRUSTIG IS ONS HART
TOT HET RUST VINDT
IN HET OORSPRONKELIJKE
HET GROOTSTE HET ALL.
Wat bemin ik, O Schepper, als ik u bemin ?
Geen lichamelijk schoon noch tijdelijke eer, niet de glans van
vriendelijk licht, dat het oog verkwikt, geen lieflijke liederen
en mooie melodieën en geen aangename geur van bloemen of
specerijen, geen manna of honig, noch ledematen die noden tot
omhelzing, niets van dit alles bemin ik als ik U mijn Schepper
bemin.
En toch bemin ik
een zeker licht, een stem, een geur, een spijs, als ik mijn
Schepper bemin. Want, innerlijk, diep in mij, is er licht dat
geen ruimte bevat, daar geurt wat geen wind verspreidt, daar
smaakt wat geen eetlust vermindert, daar blijft één in liefde
wat geen verzadiging kent. Dát is wat ik bemin als ik mijn
Schepper bemin. Laat heb ik U lief gekregen, bewust geworden van
Uw scheppende schoonheid, eeuwig oud, eeuwig nieuw, tijden te
laat ! De kracht van de Schepper was altijd al bij mij, maar ik
holde de straat op om Hem te zoeken. Ik wierp me, lelijk als ik
was, op al het schone dat Hij geschapen had. Hij was altijd al
bij mij, doch ik niet bewust van Hem, of Zijn actieve kracht.
Ik werd van dit weten afgehouden door de wereldse dingen, die;
tegenstrijdig als het is, door Hem bestaan, en als Hij niet
bestond er helemaal niet zouden zijn. Gelukkig riep de Schepper
mij, in een taal die ik verstond, schreeuwde Hij en doorbrak mijn
doofheid en blindheid. Hij geurde en bliksemde, en verjoeg mijn
dorheid. Ik dronk zijn geur in, ik ademde in en door Hem, Ik
proef Hem, Ik honger en dorst naar Hem. De kracht en de
invloed van de Schepper hebben mij aangeraakt, ik gloei van
verlangen naar Hem, en naar zijn eeuwige vrede.
Richt u zich naar uw Schepper, zegt Christus,
dan ziet u dat Hij ten alle tijde naar u gekeerd staat. Het is
niet zo dat Hij zich van u afkeert en tot u terugkeert, het is
zo dat gij u van Hém afkeert, Hij blijft dezelfde, ook als Zijn
elementaire orde u straft. De invloed van Zijn kosmische kracht
werkt ten alle tijde en zonder aanziens des persoons. Hij
verlicht uw gelaat als gij u naar Hem keert, waarheen toch zult
gij vluchten ?, als gij dwalen gaat. Hij die door geen ruimte
wordt ingesloten, is nergens van afwezig, en bij alles betrokken.
De Schepper klaagt u met Zijn neutraliteit zelf ter
verantwoording aan, wat het uw misstanden betreft, klaagt u
ze ook aan, dan schaart u zich aan de zijde van uw weldoener.
Want zoals het scheppende en het vernietigende twee
onderscheiden zaken zijn, die als een eenheid
bij elkaar horen, zijn Goed en Kwaad in de
mens te onderscheiden. De mens is verantwoordelijk voor de
zonde, hij maakt de zondaar, vernietig dat wat uzelf hebt
gemaakt, en de Schepper draagt zorg voor wat Hij heeft
gerealiseerd. Uw eigen gebrekkig werk moet u opnieuw bezien, en
het werk van uw Schepper liefhebben. Zó handelt u naar
waarheid, en zo komt u tot inzicht, vleit uzelf niet, verzwijg
niets, en geeft uzelf geen schouderklopjes; zeggende, goedzo
... Terwijl u in zoveel tekort schiet. Schuld bekennen is
nederigheid, dat past bij de kleinheid van de mens.
Barmhartig en verheven daarentegen is de All grootheid van uw
Schepper.
Over Goed en Kwaad. Als gij kwaad hoort van de
één over de ander, ga dan niet verraden aan een ander, en
voorkóm niet, dat misschien straks weer vrienden worden die nu
elkaars vijanden zijn. Doe daarom als de geneesheer. De
geneesheer houdt niet van de zieke als hij zijn ziekte niet haat.
Om de zieke te bevrijden is hij van nature vijand van de ziekte.
Wees dus niet de vriend van de ondeugden van uw vrienden. Te
weinig ontzag heeft een mens voor zijn Schepper, als die mens
naast Hem iets bemind dat ten nadele is van Hem. O,
liefdesvermogen (eerbied) dat altijd brandt en nooit wordt
geblust. O, liefdevolle Schepper ontvlam mij. Geef wat U
beveelt, en beveel wat U wilt. dát is gelukkig leven, zich ver
heugen op het All van Hem. Dát is het, er is niets anders,
degenen die menen dat er iets anders belangrijker is, jagen een
fictieve vreugde na, niet het ware. Zij wenden hun ziel af van de
Schepper en het ware leven.
Hierdoor kan men ook niet met zekerheid
stellen dat alle mensen gelukkig willen zijn, omdat zij zich niet
naar Hem willen keren en zich niet willen verheugen met Hém,
blijkbaar het gelukkige leven helemaal niet willen. Of... allen
willen het wel, maar doen niet wat ze willen, met het gevolg dat
zij terugvallen in datgene wat ze makkelijk kunnen, en daar dan
tevreden mee zijn. Omdat dat waartoe ze niet in staat zijn, zij
niet met zoveel kracht " willen" als daartoe vereist
is, om ertoe in staat te zijn. Want... als ik vraag aan allen, of
ze zich liever over de waarheid verheugen, dan over de leugen,
dan aarzelen ze niet om te zeggen, dat zij zich liever over de
waarheid verheugen, en evenmin aarzelen zij om te zeggen dat ze
gelukkig willen zijn.
Niemand zal wanhopen zolang hij de liefde
bezit. Waar liefde is, wat kan daar nog ontbreken? En waar liefde
ontbreekt, wat goeds kan daar wel zijn ? De duivel gelooft ook,
echter hij bemint niet, niemand bemind als hij niet geloofd. Wie
niet liefheeft kan nog wel op vergeving hopen, weliswaar vergeefs
zolang de liefde niet daar is. Waar liefde is, daar is ook
noodzakelijkerwijs geloof en hoop aanwezig. Waar broeder en
zusterliefde is, daar is noodzakelijkerwijs het allesomvattende
liefdesvermogen van de Schepper aanwezig. Hoe kan dan iemand
het leven liefhebben zonder zijn naaste te beminnen als zichzelf,
hij/zij kan niet liefhebben zonder een liefdesblik naar zijn
Schepper, anders leeft die mens in ongerechtigheid, en haat
zijn ziel.
Laat ons het gebed van de Schepper onderhouden
en elkaar liefhebben. In zover hij mij de kracht heeft gegeven,
heb ik naar de Schepper gezocht en mij alle moeite getroost, en
heb lang met het verstand gezien wat ik geloofde. Ik heb
zorgvuldig gezocht en was bang dat ik moe zou worden en U niet
meer zoeken zou. Moge ik steeds in Uw aanschijn blijven zoeken
met een brandend hart. Ik verzamel al mijn kracht en kunnen om te
blijven zoeken naar het beeld van mijn Schepper, die zich meer en
meer laat vinden. Zijn aanschijn is afhankelijk, van mijn
weten en onwetendheid, in zoverre ik geopend ben, ontvangt Hij
mij als ik in Zijn blikveld wil komen. Daar waar Hij zich voor
mij verborgen houdt, opent de Schepper zijn deuren als ik kom
aankloppen. O, Scheppende kracht moge ik U steeds blijven
herinneren, moge U mij steeds herkennen, moge ik U blijven
liefhebben totdat U mij helemaal naar waarheid hebt gevormd. Ik
ben de weg, de waarheid en het leven, zegt Christus, zoiets
groots en zoiets voortreffelijks als het leven, kon ik dát
maar bereiken, hoe kom ik daartoe ?
Luister; Alvorens te zeggen waar de weg heen
leidt, geeft Christus aan waar de weg is; Ik ben de weg, stippel
dan, om de waarheid te achterhalen en het leven te verwerven,
geen andere weg uit dan die door de Schepper is gebaand Nederigheid
zó vaak je het Hem vraagt zal Hij je dit antwoord geven, want
als nederigheid niet al onze daden begeleidt, dan rukt de Hoogmoed
ons alles weer uit handen. Nederigheid is een fundamentele
deugd, zij is een Christelijke deugd die de liefde veiligstelt.
En de liefde is de dragende beweging op de weg die wij
gaan. Hij is de weg, laat ons rennen om op déze weg vooruit te
komen, er is zoveel te doen, vele dwalingen die ons nog zullen
misleiden, en scheuringen in de kerken van ons geloof, wij mogen
ons de moed niet laten verliezen.
Ik zoek naar Hem, en dat wat ik zie, heb ik
lief, en doe ik te weinig, dan is er mijn wens dat ik steeds weer
de kracht zal vinden mijn Schepper nog meer lief te hebben.
Ik kan de liefde niet meten en dus niet weten hoeveel liefde mij
nog ontbreekt, tot er genoeg is dat mijn leven zich in Zijn armen
snelt en er geen weg meer terug is. Totdat ik mij geborgen weet
in het geheimenis van Zijn gelaat.
Eén ding weet ik, dat ik er kwalijk aan toe
ben zónder Zijn aanwezigheid, niet alleen in mij, doch ook
buiten mij, en dat alle overvloed die ik tussen mij en mijn
Schepper laat plaatsen, een teveel is, en een tekort van mijzelf.
Ik ben, zo zegt Christus, de weg, de waarheid,
het leven.
Met andere woorden;
- Waarlangs wilt gij gaan: Ik ben de weg.
- Waarheen wilt ge gaan: Ik ben de
waarheid.
- Waar wilt ge verblijven: Ik ben het
leven.
Christus is de Weg; de nederige Christus.
Christus is de Waarheid: de doortastende
Christus.
Christus is het Leven: de verheven
Christus,
- Als gij voortgaat langs de nederige
Christus zult gij uit komen bij de verheven Christus.
- Als gij, zwakke mens, het nederige niet
versmaadt, zult gij altijd gesterkt blijven tot aan het
einde van uw tijd.
Is uw ziekte (tekortkomingen) de reden van Christus nederigheid ?
De mens moet leren luisteren nu hij zoveel
ziektes te verwerken krijgt, luisteren naar Hem die hij heeft
veracht toen aardse verlangens zo belangrijk voor hem werden. Om
te kunnen opstaan moet hij goed leren luisteren, naar wat het
leven hem te vertellen heeft, want de mens is gevallen toen hij
Christus versmaadde.
Indien armoede dreigt, als rauw droef stemt,
als lichamelijke pijn onrustig maakt, als ballingschap
teneerdrukt, als kwaad ons kwelt, dan zijn er altijd nog goede
mensen die niet alleen de kunst verstaan blij te zijn met de
bleien, maar ook kunnen wenen met de treurenden, mensen die een
opbeurend woord weten te spreken en een weldoend gesprek voeren.
Veel drukkendst wordt zo ver licht, veel tegenslag overwonnen.
Doch eigenlijk doet het Scheppende All-vermogen het, door, in en
met die mensen. Hij heeft hen immers door Zijn "geest"
geïnspireerd. Onze zwakte kleurt de dingen donker, wanneer wij
zwemmen in rijkdom, door geen rouw worden getroffen, een goede
lichamelijke gezondheid genieten, in een vrij land wonen, maar
samen moeten leven met mensen die we niet vertrouwen kunnen, waar
list of bedrog te duchten valt; worden dan niet alle goede dingen
in het leven hard en bitter, verliest dan niet alles zijn vreugde
en kleur ? Immers leven zonder mensen die wij onze vriend kunnen
noemen, daar komt geen enkel ding in de wereld ons nog vriendelijk
voor.
De Geest beveelt het lichaam en wordt
terstond gehoorzaamd.
De Geest beveelt zichzelf en stoot op
verzet.
In deze act gaat het om de GEEST en het
GELOOF.
HET GELOOF DAT WEET.
Het geloof is datgene dat uitgaat boven het
verstand. Het weten van het verstand komt alleen tot kennis via
de natuurlijke weg (de zintuigen). Het geloof is geen kennis dat
via de zintuigen tot ons komt, het geloof is weten zonder gezien
te hebben.
DE GEEST DIE BEVEELT.
De geest beveelt bijvoorbeeld dat de hand zich
beweegt, en dat is gemakkelijk, het gaat zo makkelijk dat de
uitvoering ervan nauwelijks van het bevel te onderscheiden valt. Toch
is de geest geest en de hand lichaam. Nu beveelt de geest, de
geest dat Hij wil (en dit is een en de zelfde geest), en toch
verzet deze zich. Vanwaar is dit tegennatuurlijk verschijnsel,
waarom is dit ? De geest die beveelt, beveelt om te willen zeg
ik, en degene die beveelt zou niet bevelen als hij niet zou
willen, en toch doet de geest niet wat hij beveelt. Het zit
zo; De geest wil niet geheel en al, derhalve beveelt hij niet
geheel en al. Hij beveelt namelijk in zoverre hij wil, en in
zoverre hij niet wil dat gebeurt, gebeurt niet wat hij beveelt.
Was namelijk de geest volledig, dan was zijn willen ook volledig,
en dan zou hij niet hoeven te bevelen wat hij zou willen. Het is
dus geen tegennatuurlijk verschijnsel; ten dele willen en tendele
niet willen, doch het is een ziekte van de geest, omdat deze het
niet helemáál voor het zeggen heeft. Het is als het ware dat de
waarheid hem doet willen, en dat de gewoonte de wilskracht
ontkracht.
Dat de geest twee willen bevat komt doordat de geest niet volledig is, de één heeft wat de ander ontbreekt.
VERLANGENS IN DE ZIEL EN STREEFVERMOGEN. (Juan
de La Cruz)
Juan de la Cruz spreekt ook over
tegenstrijdige aspecten in één subject, het willen en niet
willen.
Hier spreken we van een:
PRIVATIEF VERLANGEN;
-een zintuiglijk streefvermogen uitsluitend
ten eigen bate, en in afzonderlijk beheer.
POSITIEF VERLANGEN;
-een geestelijk streefvermogen ter ontbloting
van de ziel, het vermogen zich van een gehechtheid te willen
ontdoen inzake het bereiken van een hoger doel. (het zijn in het
algemeen tegenstrijdige belangen (die in met elkaar in contrast
staan) met persoonlijke overwegingen of opvattingen).
De zuivere Geestelijke Geest.
Door het feit dat een ziel zich hecht aan het
schepsel waarin het thuishoort, en daar genegenheid voor opvat,
is het minder geschikt voor de Goddelijke openbaring, naargelang
het zich afhankelijk opstelt aan de tegenstrijdige verlangens
"willen en niet willen". Derhalve kunnen
genegenheid voor het fysieke lichaam, en genegenheid voor
Goddelijke aspiraties (zich wenden naar) niet in één wil
thuishoren. Wat heeft immers de mens met het Goddelijke gemeen ?
Wat het zinnelijke met het geestelijke ? Het zichtbare met het
onzichtbare, het tijdelijke met het eeuwige ? De genegenheid voor
God, en de genegenheid voor het schepsel zijn aan elkaar
tegengesteld. Daarom kan een zuivere geestelijke geest niet
bestaan, voorzover de ziel aan het zintuiglijke onderworpen is.
Volgens de natuurlijke orde van vooruitgang,
kan de ontbloting van de ziel niet plaatsvinden, zolang de
voornoemde gehechtheid die de ontbloting in de weg staat, niet
verdwijnt. Zo kan een ziel de zuivere geestelijk geest
uitstralen, naargelang die ziel aan de zintuiglijke geest
onderworpen is. Het is ook duidelijk dat de zintuiglijke
verlangens van de ziel, haar uitputten en kwellen, zij zichzelf
verduistert, bezoedelt en verzwakt. De ziel die haar verlangens
blijft koesteren raakt vermoeid en uitgeput.
Hoe verlangens de ziel blijft verduisteren en
verblinden. Verlangens verduisteren en verblinden de ziel (het
wezenlijke zelf en vonk van leven(Joannes vh Kruis blz 543). Want
zo ook verduisteren de nevels de lucht en beletten de zon te
schijnen, zoals een spiegel met vlekken het gelaat niet zuiver
kan weergeven, modderwater weerkaatst ook niet nauwkeurig het
gezicht van iemand die zich erin tracht te weerspiegelen
(beschouwen). Zo ook is de ziel die beheerst wordt door haar
verlangens, verduisterd onder invloed van het verstand. Zij geeft
geen licht omdat de zon van de natuurlijke rede, en de
uitstraling van de natuurlijke wijsheid van God zich niet kan
tonen, en haar omgeving helder verlichten.
Door het feit zelf dat de ziel tot haar
betrekking met het verstand verduisterd wordt, wordt zij ook
trager wat haar wil betreft, en is ongenuanceerd werkzaam in haar
geheugen. Kortom zij raakt ontredderd in haar eigen activiteit.
De vermogens van de ziel hangen immers in hun werking af van het
verstand. Het is dan ook duidelijk dat zodra het verstand hinder
ondervindt, ook haar vermogens in verwarring en wanorde
geraken. Zoals wij al eerder zeiden is het verstand immers in zo
een toestand niet in staat de verlichting, van de wijsheid van
God, te ontvangen, gelijk een donkere lucht het licht van de Zon
niet kan opnemen. De wil kan dan niet God in zuivere liefde
omhelzen, gelijk een beslagen spiegel het voor hem staande gelaat
niet helder kan weergeven. Nog minder kan het geheugen dat
vertroebelt is door de nevels van het verlangen een duidelijk
beeld van God in zich vormen. Het kan dit evenmin als troebel
water duidelijk het beeld kan weerspiegelen, van wie er zich in
schouwt. Het verlangen verblindt en verduistert de ziel omdat
het verlangen als zodanig verblindend is. Vanuit zichzelf heeft
het verlangen immers geen enkel begrip omdat het de
"rede" leidt als een blindengeleidster die niet zien
kan. Vandaar..... dat ook de ziel blind wordt, telkens als zij
zich door de verlangens laat leiden.
Want zo is het ook hetzelfde als wanneer
iemand die ziet, zich laat leiden door iemand die niet ziet, het
is dan hetzelfde alsof beiden blind zijn. Mattheüs zegt
hierover: Als de ene blinde de andere blinde leidt zullen beide
in de kuil vallen. Zo is het ook met het verlangen, dat als vuur
door zijn hitte verwarmt, doch door zijn licht verblindt. Zo is
het ook met de uitwerking van het verlangen in de ziel, dat zich
door begeerte-vermogen laat ontvlammen, en net als hartstocht het
verstand verblindt, waardoor zij het Grote Licht niet kan zien.
De oorzaak van deze verblinding is als volgt;
als men een ander licht voor het oog plaatst, kijkt het oog zich
blind op het licht dat er voor geplaatst is en ziet geen ander
licht meer. En aangezien verlangens hetzelfde zijn als het licht
dat voor het oog geplaatst is, ziet het niet anders meer. En
omdat het verlangen zo dicht bij de ziel komt, zodat het zich in
de ziel zelf gaat bevinden, staart de ziel zich blind op dit
meest nabije, en net zoals bij het licht blijft ze hierdoor
bevangen. Zo wordt de ziel verhinderd haar eigen licht te zien en
deze te ervaren, dat komt door het intellectuele en wereldse
verstand. Zij zal niet eerder kunnen zien voordat zij het
verlangen, de oorzaak van de verblinding, heeft verwijderd.
Dieptreurig is dan ook de onwetendheid van sommige mensen die
zich de last van buitengewone boetedoeningen en talrijke
andere oefeningen vrijwillig op zich nemen (zie ascese en
boeddhisme). Zij menen dat het een en ander voor hen het enigste
is om tot vereniging met de Goddelijke Wijsheid te komen. Dit
is echter niet het geval als zij er niet naar streven zich met
ijver van die tegenstrijdige verlangens te ontdoen, of er afstand
van te nemen met de bewuste wil.
IN PLAATS VAN BOETE DOEN.
Als zij in plaats van al die boetedoeningen er voor zouden zorgen dat de helft van al die moeiten, aan dit laatste te besteden, dan zouden zij in korte tijd meer vorderingen maken dan voorheen, met al die oefeningen in zoveel jaren. Zoals immers arbeid nodig is voor de aarde, opdat zij vruchten voortbrengt, en zoals bij de aarde, zal er zonder arbeid geen vruchten, doch slechts onkruid ontstaan. Zó is het nodig dat de verlangens stilgelegd worden, en dat is nodig, opdat er vooruitgang komt in de ware wezenlijke vermogens van de ziel. Wordt er aan deze voorwaarden niet voldaan dan durf ik te beweren, dat, wat er
ook aan vermogens in de ziel aanwezig zijn,
zij geen vorderingen zal maken in volmaaktheid en kennis van God
én zichzelf. En het zal haar niet meer vruchten opleveren als
dat van zaad dat in ongeploegde aarde is geworpen.
Zo zullen onwetendheid en afstomping niet uit de ziel verdwijnen alvorens er de verlangens in worden gedoofd. Want deze zijn als staar en pluisjes in het oog, zij belemmeren het uitzicht totdat zij eruit verwijderd zijn.
HET GELOOF.
Wie in mij gelooft zegt Christus zal leven ook
al is hij gestorven, en een ieder die leeft in geloof aan MIJ,
zal in eeuwigheid niet sterven.
Wat betekent dit ?
Geloof.... en ge zult leven, ook al zult gij
een lichamelijke dood sterven, gelooft ge niet, dan zijt ge reeds
nu dood, ook al zijt ge nog in leven. Het is zó, dat terwijl ge
nog in het land van de levenden zijt, en niet gelooft, ge toch
van het "werkelijke leven" afgescheiden bent. Dat,
afgescheiden zijn, van het werkelijke leven, is als een dood zijn
als een lichaam waaruit het leven is geweken.
Hoe komt het dat, die mens die niet gelooft,
niet leeft ?. Dat komt omdat hij/zij geen weet heeft van zijn
zieleleven ! Déze is het die de werelden van ontstaan het leven
geeft. De kracht van uw ziel is uw geloof en de waarachtigheid
van het leven waarin gij verkeert. Wie in MIJ gelooft zegt
Christus, zal leven naar de ziel, in wat voor een constitutie
hij/zij ook verkeert, vorm heeft gekregen. En ook al is deze
gestalt naar lichaam gestorven, deze zal wederom verrijzen om
nooit meer te sterven.
De wereld van vandaag naar morgen.
Hoe gelukkig zal het leven in een
vergeestelijkte wereld zijn ?. Waar alle kwaad geweken is,
en geen goed verborgen blijft. Waar een blijvende vrede in allen
is, waar niemand ten onrechte zal worden geprezen, waar
waarachtige vrede niet gestoord wordt. Die wereld zal voor ons
allen zijn, waar mensen eervol kunnen verlangen naar gezond
leven, voedsel, voltooide vrijheid, overvloed, eer en
heerlijkheid, naar vrede en overwinning door alle goeds. De
Schepper zal dan totaal en harmonisch in ons allen werkzaam zijn.
Onoverwinnelijk zal dan het goede zijn, en terecht; want de
mens draagt dit onverwoestbare onlosmakelijke vermogen al
eeuwen met zich mee, het is hem aangekleefd, zoals zijn ziel
vanaf het begin van zijn bestaan zijn leven heeft bepaald. De
mens die het kwaad in zichzelf overwint, kan door niemand
overwonnen worden, omdat het geen kwaad is dat overwonnen moet
worden, en hem niet ontnomen kan worden wat hij (totaal)
liefheeft. De kracht en het wezenlijke van het geschapene kan
immers niemand ontnomen worden omdat het zetelt in zijn hart,
zijn ziel en heel zijn verstand. De mens die zijn medemens
liefheeft, zoals zijn Schepper de mens, bemint zijn naaste als
zichzelf, sterker dan de dood is deze liefde.
Een gezond geestesoog in een gezond lichaam.
Is het oog van het lichaam troebel, dan haast
men zich zonder uitstel naar de dokter, om het te laten reinigen
zodat het genezen wordt en het daglicht weer kan verdragen, men
gaat...... niemand wacht, niemand stelt uit, al komt er slechts
een klein strootje in. Zo ook is de Zon die wij met gezonde ogen
willen zien door de Schepper gerealiseerd, doch veel
schitterender dan dit licht is de maker van dit licht. Zijn licht
is ook niet van dit soort, Zijn licht is dan ook bestemd voor het
oog van de geest. En de Schepper heeft u, mens, gerealiseerd
van uit ZIJN beeld en gelijkenis, zou Hij dan alleen ogen
geven om het aardse licht en de dingen te kunnen zien ?, en niet
een orgaan dat het vermogen bezit waarmee hij de maker kan zien
?. Beide heeft HIJ u gegeven, echter, u heeft alleen maar
weet van uw uitwendige( lichamelijke) ogen, waarom verwaarloost
u uw inwendige oog ? Het is verzwakt en verwaarloost, het is
ziek, u bent er niet meer van bewust dat zij een werkzaam
vermogen voor u kan zijn. Pijnlijk is het voor u als uw Schepper
zich aan u toont, pijnlijk is het voor u dat u al die tijd niet
ziet, zolang uw geestesoog niet is genezen. Werk in de
allereerste plaats daaraan; het reinigen van uw hart, en stel dit
als uw belangrijkste taak, leg het als een plicht op en doe dit
met zorg.
Schepper van alle gerealiseerde dingen in deze
wereld, door uw streefvermogen en met de middelen die u aanreikt,
verlaat ons niet, U neem ik ten voorbeeld, en U blijft mij
stimuleren te gaan waar "het leven" mij leidt. Het
hoogste goed, dat waar een ieder recht op heeft kan ieder vinden
die er moeite voor doet, en hij/zij wordt ten alle tijde in staat
gesteld mee te bouwen aan een zichzelf verbeterende wereld. Ik ga
U zoeken, al eeuwen zoeken wij naar het ware gezicht van de
Schepper, en ondanks onze dwalingen, sta ik mijzelf niet toe,
iets anders te vinden dan het gelaat en de vorm van U, MIJN
Schepper.
Als er een verlangen in mij is naar iets
overbodigs, reinig ik mij zelf, en wordt ik bekwaam U zuiver te
zien. O, verheven goedheid, scheppende kracht, ik keer mij geheel
tot U, en hoop dat niets mij weerhoudt naar UW helderheid toe te
streven. Zolang ik hier in deze wereld mijn lichaam met mij
meedraag, wil ik rein en edelmoedig, rechtvaardig en een
volmaakte minnaar van het leven zijn. Een beschouwer van Uw
wijsheid, en als bewoner van Uw rijk wil ik Uw woning waardig
zijn.
Het weten en het niet weten.
Mijn Schepper die altijd dezelfde zijt,
ik herken mijzelf in U, en hoop U beter te leren kennen. Geen
stem van U beoordeelt mij, wel herken ik in U goed of slecht
(positief en negatief), het is de geest die oordelend spreekt,
want die is in de mens. En dat is goed, ieder mens is zelf
verantwoordelijk voor wat hij/zij doet of laat, en toch is er
iets in de mens wat zelfs de geest in hem niet weet GIJ SCHEPPER
weet alles van de mens, want hij is door U geworden, dieper dan
mijn eigen ik, is U in mij, GIJ ZIJT MIJ. Door Uw wetmatige macht
vormt Gij mij door Uw allesomvattende aanwezigheid, Uw wet staat
geschreven in mijn hart, is gestructureerd in elke aanwezige cel,
opdat ik niet zonder Uw liefde en aanwezigheid leven zou. Opdat
ik zonder angst, en als een kind mijn leven lang zal liefhebben,
met eerbied en een zelfreinigende en orderende levenswil, UW
STRALENDE SCHEPPING.
Mijn hart is in staat gebleken U met woorden te beminnen en te vereren, ik bemin U en Uw geschapen pracht. Gij hebt mij met kracht en zwakheid geschapen, ik versterk mijn kracht en genees mijn zwakheid.
MIJN ZWAKTE IS ALLEEN EEN WERKENDE MACHT ALS
HET ONWETEND IN MIJ ZIJN WEEGS GAAT. MIJN KRACHT IS ALLEEN DAN
STERKTE ALS IK MIJ ER VAN BEWUST BEN.
Anthoon Budel.