The Altar 4.
DE
MIS OVER DE WERELD.
(Het gebed en de offerande)
Doordat ik, Heer, andermaal niet
meer in de bossen van Aisme, maar in de steppen van Azië, brood
nog wijn noch altaar heb, zal ik mij boven de symbolen uit tot de
zuivere majesteit van de werkelijkheid verheffen en ik, uw
priester, zal U op het altaar van heel de aarde de arbeid en de
nood der wereld aanbieden.
De zon heeft zojuist, daarginds, de
uiterste rand van het oosten verlicht. Onder de bewegende mantel
van haar straling ontwaakt de levende vlakte opnieuw (biosfeer),
huivert en herbegint haar schrikwekkende arbeid. Ik zal o mijn
God, op mijn pateen (schaal) de verwachte oogst van deze nieuwe
inspanning leggen. Ik zal in mijn kelk (beker) het sap gieten van
alle vruchten die vandaag worden geperst. (de lijdende,
strijdende en zegevierende mensheid).
Mijn kelk en mijn pateen worden
gevormd door de diepten van een ziel die wijd openstaat voor de
krachten die zich voor een ogenblik van alle punten van de
aardbol zullen verheffen en samenstromen naar de Geest. Laat ze
dus samenkomen, de herinnering en de mystieke aanwezigheid van
hen die het licht wekt tot een nieuwe dag.! Eén voor één Heer
zie ik ze en bemin ik ze, de leden van die andere, en zo dierbare
familie, die van lieverlee rondom mij zijn verenigd, door de
verwantschap des harten, het wetenschappelijk onderzoek en het
denken.
Minder duidelijk te onderscheiden,
maar allen zonder uitzondering, roep ik op wier naamloze menigte
de ontelbare massa van de levenden vormt, hen die mij omringen en
mij steunen zonder dat ik hen ken, en hen die gaan; hen vooral
die in de waarheid, of door de dwaling heen, in hun kantoor, in
hun laboratorium of in hun fabriek, aan de vooruitgang der dingen
geloven en heden hartstochtelijk het licht zullen nastreven.
Ik wil dat op dit ogenblik mijn
wezen het klankbord is van het diepe gemurmel dat opstijgt uit
deze bewogen, vage of duidelijke menigte, welker onmetelijkheid
ons ontstelt, die menselijke oceaan, welker langzame eentonige
slingerbewegingen verwarring wekken in de meest gelovige
harten. Alles wat in de loop van deze dag in de wereld zal
vermeerderen, alles wat zal verminderen, alles wat zal sterven
ook, ziedaar Heer, wat ik in mijzelf bijeen tracht te garen, om
het U aan te bieden; ziedaar het materiaal van mijn offer HET
ENIGE WAARIN GIJ BEHAGEN HEBT. Eertijds bracht men naar uw
tempel de eerstelingen van de oogst en de bloem der kudden. Het
offer waar GIJ waarlijk op wacht, dat GIJ op geheimzinnige wijze
dagelijks behoeft om Uw honger te stillen, uw dorst te lessen, is
niets minder dan de vermeerdering van de wereld,
meegevoerd door de universele "wereld" in wording.
Ontvang Heer deze alomvattende
hostie, die de schepping, bewogen door Uw aantrekking de nieuwe
dageraad U aanbiedt. Dit brood, onze inspanning, is uit
zichzelf, ik weet het, niets anders dan een ontzaglijke
ontbinding. Deze wijn, onze smart ook, is helaas, niets dan een
ontbindende drank.
Maar in het diepste van deze
vormloze massa hebt GIJ, ik ben er zeker van, doordat ik
het voel, een onweerstaanbaar heiligend verlangen gelegd
dat ons allen, van de Goddeloze tot de Godvruchtige, doet
uitroepen; "Heer, maak ons één"!.
Heer maak ons één
! Omdat, bij gebreke aan de Geestelijke ijver en de
verheven reinheid van Uw Heiligen, GIJ mijn God, mij een
onweerstaanbaar verlangen naar medegevoel hebt gegeven naar alles
wat zich in de duistere stof afspeelt. omdat ik mij,
onherstelbaar, veel meer als een zoon van de aarde herken, als
een kind van de hemel. Daarom dan zal ik vanmorgen in gedachten
opstijgen naar de verheven plaatsen, vervuld van de hoop en het
lijden van mijn Moeder; en daar, sterk door een Priesterschap dat
GIJ alleen, zo geloof ik, U mij gegeven hebt, zal ik over
alles dat: in menselijke gedaante voorbereidt en onder de
opgaande' zon geboren word, of vergaat, het vuur
inroepen.
HET
VUUR BOVEN DE WERELD
Wij worden beheerst door de
hardnekkige illusie dat het vuur, het beginsel van het zijn
uit de diepten van de aarde voortkomt en dat zijn schijnsel, dat
het blinkende spoor van het leven volgt, geleidelijk sterker
wordt. GIJ hebt mij de genade verleend, Heer, te begrijpen dat
deze zienswijze onjuist was, en dat ik, om U waar te nemen,
deze gedachte moest omkeren. Want in den beginne was het woord
(Het scheppende iets) uit eigen kracht in staat alle materie die
geboren zou worden, aan zich te onderwerpen en te vormen. IN
DEN BEGINNE WAS ER NIET DE KOUDE EN DE DUISTERNIS, er was het
vuur. Ziedaar de waarheid.
Het is dus minder zo dat aan de
duisternis geleidelijk het licht ontspringt, het is juist het
voorafgaande licht, dat; geduldig en onfeilbaar, onze duisternis
opheft. Wij schepselen zijn uit zichzelf donkerte en leegte.
Gij, mijn God, zijd het wezen zelf en de standvastigheid van het
eeuwig middelpunt, zonder duur nog ruimte, waaruit van lieverlee
uw heelal opreist en zich voltooit, terwijl het de grenzen
verliest waardoor het ons zo groot schijnt. Alles is ZIJN, er is
overal niets dan zijn, buiten de ver-snippering der schepselen en
de tegenstelling van hun atomen. Er is sprake van een brandende
Geest, wezenlijk en persoonlijk van vuur, waarachtig eindpunt van
een eenheid. Duizend keer schoner en begeerlijker dan door de
onverschillig welk bedachte scheppingsverhaal dan ook, U bent ook
dit etmaal bereid om een Ziel te geven, neer te dalen tot het
broze vlies van een nieuwe stof waarmee de "wereld"
zich vandaag gaat omhullen. Ik weet het. Wij zouden zelfs het
minste van uw gebaren niet kunnen afdwingen, noch voorzien. Van U
komen alle initiatieven, te beginnen met dat van mijn gebed. Fonkelend
woord, vurige macht, Gij die het eenvoudige kneedt om het Uw
leven in te blazen, leg, bid ik U, op ons Uw almachtige
handen, uw voorzienige handen, uw alomtegenwoordige handen, deze
handen die niet hier of daar aanraken, (zoals een mensenhand zou
doen), maar die vermengd met de diepte en de huidige en
de vroegere universaliteit der dingen, dat zij ons
tegelijkertijd bereiken in alles wat het meest uitgebreid en het
meest innerlijk is, in ons en om ons.
Bereid,door een opperste
aanpassing, met deze onoverwinnelijke handen de aardse inspanning
voor, tot het grote werk dat GIJ beraamt, de aardse
inspanning, waarvan ik U op dit ogenblik, in mijn hart
verzamelend, de totaliteit aanbiedt. Verander haar, herschep haar
tot in haar oorsprongen, GIJ die weet waarom het mogelijk is dat
het schepsel anders geboren wordt dan dat het gedragen wordt door
de stengel van een oneindige evolutie ( phylum of stamboom).
En spreek nu over haar, door
mijn mond, het dubbele werkzame woord, want zonder dit wankelt
alles, valt het uiteen, ondanks onze ervaring en wijsheid, de TRANSSUBSTANTIATIE,
waarmee onze bespiegelingen over de werkzaamheid van het heelal
tot onafzienbare verten wordt verenigd en hecht ineen gesmeed
wordt. Herhaal door het woord (transsubstantiatie) dat al het
leven dat deze dag gaat kiemen, groeien, bloeien, rijpen, dit
is Mijn Lichaam. * En beveel (geloofsmysterie bij uitstek)
bij iedere dood, dat zich gereedmaakt, te knagen, te verteren of
afgesneden te worden; dit is Mijn Bloed.
HET
VUUR IN DE WERELD.
Het is geschied; Het vuur
heeft andermaal de wereld-aarde-doordrongen. Het is niet
luidruchtig op de toppen gevallen, zoals de zich ontladende
bliksems. Zonder schok, zonder donderslag heeft de gloed alles
van binnenuit verlicht. Vanaf het hart van het minste atoom tot
de energie van de meest universele wetten heeft hij volkomen
natuurlijk ieder element, ieder onderdeel, iedere verbinding met
de Kosmos, zowel individueel als in gezamenlijkheid overmeesterd,
zodanig dat men niet zou kunnen geloven dat de kosmos spon taan
ontvlamd is.
In de nieuwe mensheid die heden
verwekt wordt, heeft het Woord (scheppings- kracht) de
eindeloze daad van zijn geboorte verlengd; en krachtens zijn
onderdompeling in de schoot der wereld, zijn de grote wateren der
materie, zonder huivering met leven geladen geworden. En
tegelijkertijd is, door de aanraking met het substantiële
Woord, het Heelal "oneindige Hostie",
geheimzinnig en waarachtig vlees geworden. Alle materie is
voortaan geïncarneerd, mijn God, door Uw incarnatie.
Onze gedachten en onze menselijke
ervaringen hadden reeds lang de vreemde eigenschappen van het
heelal herkend die het zozeer gelijk doen zijn aan vlees. Gelijk
het vlees, trekt het ons aan door de bekoring die rondwaart
in het mysterie van zijn plooien en in de diepte van zijn ogen. Gelijk
het vlees, gaat het tot ontbinding over en ontsnapt ons onder
de arbeid van onze analyses, van ons verval en van zijn eigen
duur. Gelijk het vlees, kan het slechts waarlijk omvat
worden in het eindeloze streven het steeds te bereiken voorbij de
grenzen die ons gegeven zijn. Deze verwarrende mengeling van
nabijheid en verte voelen wij allen, Heer, terwijl wij geboren
worden. En in de erfenis van smart en hoop die de eeuwen elkander
doorgeven, is er geen droeviger hunkering dan die welke de mens
doet schreien van ergernis en verlangen aan de boezem van de
"tegenwoordigheid" die ontastbaar en naamloos in alle
dingen om hem heen zweeft: Si forte atrecttent eum; Verlangende
om God tastende te mogen vinden. (Hand 17,27).
NU, Heer, verkrijgen, door de
wijding (verandering der wereld), het licht en de geur die in het
heelal zweven, lichaam en aangezicht in U. Wat mijn
aarzelend denken heeft vermoed, wat mijn hart door een
onwaarschijnlijk verlangen heeft geëist, geeft GIJ mij op
overweldigende wijze: Dat de schepselen niet
slechts zo saamhorig zijn dat er geen enkele bestaan kan, zonder
dat het door alle andere wordt omringd, en dat ze zozeer van
eenzelfde centrum afhangen dat een waarachtig, gemeen-schappelijk
ondervindend leven, hen voorgoed hun samenhang en hun eenheid
geeft.
// Doorbreek mijn God, door de
stoutmoedigheid van uw openbaring, de schuchterheid van een
kinderlijk denken dat zich in de wereld niets durft voorstellen
dat groter en levendiger is dan de ellendige volmaaktheid van ons
menselijk oer-organisme !. //
Langs deze weg van een
stoutmoediger begrip van het heelal streven de kinderen
van deze eeuw dagelijks de meesters van Israel voorbij. GIJ Heer
Jezus, in wie alle dingen hun samenhang vinden, openbaar U
eindelijk aan hen die U liefhebben als de hoogste Ziel, en het
lichamelijk brandpunt van de schepping. Het gaat om ons
leven, waarom zien zij dat niet ? Indien ik niet kon geloven dat
uw werkelijke aanwezigheid bezieling, lenigheid, en warmte
schenkt aan de laagste energieën die mij doordringen of langs
mij strijken, dan zou ik, verstijfd tot in het merg van mijn
wezen sterven van koude.
// Heb dank mijn God, dat Ge op
duizend manieren mijn "blik" heb geleid, tot Ge hem de
oneindige eenvoud der dingen hebt doen ontdekken!. //
Van lieverlee, onder de
onweerstaanbare ontwikkeling der neigingen die GIJ in mij hebt
gelegd toen ik nog kind was, onder de invloed van buitengewone
vrienden die zich op het juiste moment op een aangewezen punt
zich op mijn weg bevonden, om mijn Geest te verlichten en te
versterken, door de bevrijding van schrikwekkende en weldadige
wijdingen (openbaringen), waarvan GIJ mij achtereenvolgens die
kringen heb doen overschrijden, dan ben ik zover gekomen dat ik
niets meer kan zien noch ademhalen buiten het midden waar alles
slechts één is.
SACRAMENT : Heilig genademiddel.
Op dit ogenblik, waarop Uw leven zojuist met een overmaat van
kracht, in het sacrament van de wereld is overgegaan, zal ik, met
toegenomen bewustzijn, de sterke en kalme dronkenschap smaken van
een visioen waarvan ik de samenhang en de harmonie volledig zal
blijven begrijpen, en gebruiken.
ME
VERLIEZEN IN DE EENHEID.
EEN
TASTBARE GOD AANBIDDEN.
DWALEND
IN EEN GODDELIJKE FANTASIE.
Wat ik ervaar, ten overstaan en aan
de boezem van de wereld die van Uw wil is doordrongen, en
die Uw wil is geworden, mijn GOD, is niet de overgave van
de monist (uit het totale ene), die zich met de eenheid
van de dingen begeert te versmelten; noch de aandoening van de heiden
die ligt neergeknield aan de voeten van een tastbare Godheid,
noch de passieve overgave van de quëtist die naar het
welbehagen der mystieke energieën heen en weer wordt geworpen.
Terwijl ik aan deze
verschillende stromingen iets van hun kracht ontleen, zonder me
maar ook op één klip te laten werpen, vormt de houding waarin
uw universele aanwezigheid mij bevestigt, als bewonderenswaardige
synthese, waarin de drie van de meest geduchte
hartstochten die ooit in een mensenhart kunnen losbreken, zich
met elkaar vermengen, terwijl ze elkaar rechtzetten.
(overgave, aanbidden, fantaseren).
Evenals de monist dompel ik
mij in de totale eenheid, maar de eenheid die mij ontvangt, is zo
volmaakt dat ik in haar, terwijl ik opstijg, daarin de laatste
voltooiing van mijn individualiteit vindt. Evenals de heiden
aanbid ik een tastbare God. Ik raak Hem zelfs aan, deze God,
in heel de oppervlakte en de diepte van deze wereld van stof waarin
ik ben opgenomen. Maar om Hem te omvatten, zoals ik zou
willen, moet ik steeds verder gaan, door en voorbij iedere
omvatting, zonder ooit in iets te kunnen rusten. Ieder ogenblik
gedragen door de schepselen, en ieder ogenblik hen voorbij
strevend, in een voortdurend welkom en een voortdurend afscheid. Evenals
de quietist laat ik mij heerlijk wiegen door de goddelijke
fantasie. Maar tegelijkertijd weet ik dat de Goddelijke wil mij,
op ieder ogenblik, slechts tot aan de grens van mijn inspanning
geopenbaard zal worden. Ik zal God niet aanraken in de stof,
gelijk Jacob, alleen wanneer ik door Hem overwonnen zal zijn.
Aldus zullen, doordat mij
uiteindelijk het totale Object zal verschijnen, waarop mijn
natuur is afgestemd; de krachten van mijn wezen spontaan beginnen
te trillen, volgens één enkele ongelooflijke noot, maarmee ik
moeiteloos verenigd de meest tegengestelde neigingen onderscheid,
in verrukking handelend en in vreugde duldend, de trots groter te
worden en in geluk op te gaan in Eén die groter is dan
ik. Rijk door het sap der wereld stijg ik op naar de Geest die
achter iedere verovering naar mij glimlacht, gehuld in de
tastbare luister van het heelal. En, verloren in de mysterie van
de Goddelijke wil, zou ik niet kunnen zeggen welke van
deze beide zaligheden de meest stralende is; dat ik het Woord heb
gevonden en daardoor de stof kan beheersen, of dat ik de stof bezit
en daardoor Gods licht kan bereiken en ondergaan.
Vergun Heer, dat voor mij Uw
nederdaling in de vormen van het heelal niet slechts iets zij, om
lief te hebben en te koesteren gelijk de vrucht ener wijsgerige
speculatie, maar doe haar mij een waarachtige aanwezigheid
worden. GIJ zijt, of wij het willen of niet, naar vermogen en
naar recht in de wereld geincarneerd, en ons leven hangt van U
af. Maar in werkelijkheid is het er ver van, dat GIJ ons allen
evenzeer nabij zijt. Allen tezamen gedragen in een wereld,
eenzelfde schoot, vormen wij nietemin ieder ons eigen kleine
heelal, waarin de incarnatie onafhankelijk werkzaam is, met een
intensiteit en met schakeringen die onoverdraagbaar zijn. En dat
is de reden waarom wij, in ons gebed aan het altaar
vragen, dat de wijding "voor
ons mogen worden voltrokken", opdat: BROOD EN WIJN, voor
ons mogen worden het LICHAAM en BLOED van JEZUS CHRISTUS. Omdat
ik geloof dat alles om mij heen het Lichaam en het Bloed van
het Woord (scheppingswerelden) is, voltrekt zich voor mij de
wonderbaarlijke diafonie (klanken van energie golven) die in de
diepte van ieder feit en ieder element, dezelfde warmte van
eenzelfde leven objectief waarneembaar maakt.
OVERGAVE
TOT GELOOF.
Indien dat het ongeluk wil dat mijn
geloof verflauwt, dooft het licht onmiddelijk uit, alles wordt
duister, alles raakt in verbinding.
In de dag die begint, Heer, zijt
GIJ zojuist neergedaald. Helaas ! hoe oneindig ver-schillend
is de mate van Uw aanwezigheid in de gebeurtenissen die worden
voorbereid en die wij allen zullen ondergaan ! In precies
dezelfde omstandigheden die zich gereedmaken om mij en mijn
broeders te omhullen, kunt GIJ in geringe mate, in belangrijke
mate, hoe langer hoe meer, of in het geheel niet aanwezig zijn.
Opdat geen enkel vergif mij heden
schade, opdat geen enkele dood mij vernietige, opdat geen enkele
wijn mij dronken make, opdat ik in ieder schepsel, U moge
ontdekken en bespeuren; Heer, MAAK DAT IK GELOOF !
COMMUNIE.
Indien het vuur in het hart van de
wereld is neergedaald, is dit geschied om "mij" tot
zich, en in zich op te nemen. Vandaar dat het niet voldoende is
dat ik het beschouw, doch dat ik ook door een standvastig geloof
onophoudelijk Zijn gloed om mij heen intensiveer. Nadat ik met al
mijn kracht heb meegewerkt aan de wijding die het heeft doen
ontvlammen, moet ik instemmen in de communie (verdeling) die het,
in mijn persoon, het voedsel zal geven dat ik tenslotte ben komen
zoeken. Ik kniel neer, mijn GOD, voor Uw vurig geworden
aanwezigheid in het heelal en ik begeer en verwacht U onder de
trekken van alles wat ik zal ontmoeten en van alles wat mij op
deze dag zal overkomen en wat ik zal volbrengen. Het is
verschrikkelijk dat men door geboren te zijn onherroepelijk wordt
meegevoerd op een stroom van ontzaglijke energie die alles wat
hij meesleept schijnt te willen vernietigen. (oorlog
1914-1918). Ik wil, mijn God, dat door een omkering van
krachten waarvan GIJ slechts de bewerker kunt zijn, dat de
ontzetting die mij heeft aangegrepen in het aangezicht der
onnoemelijke veranderingen, en die mij gereed maken mijn wezen te
vernieuwen, dat deze zich omzet in een overstelpende vreugde,
omdat ik in U getransformeerd wordt.
Om te beginnen zal ik mijn hand
zonder aarzelen uitstrekken naar het vurige brood dat GIJ mij
aanbiedt. In dit brood, waarin GIJ de kiem van iedere
ontwikkeling hebt opgesloten, herken ik het beginsel en het
geheim van de toekomst waartoe GIJ mij bestemd hebt. Ik weet dat
ik door het aan te nemen mij overlever aan de machten die mij op
smartelijke wijze aan mijzelf zullen ontrukken om mij voort te
drijven naar gevaar, naar arbeid, naar voortdurende vernieuwing
van ideeën, naar een onverbiddelijke losmaking mijner
gehechtheden. Door het te eten verkrijg ik een voorkeur en een
neiging die mij de vreugden waaraan ik mij warmde, voortaan
onmogelijk zullen maken. Heer Jezus, ik ben bereid door U geleid
te worden om door de onuitsprekelijke macht van Uw Lichaam
waarmee ik verbonden zal zijn, te worden gebracht naar eenzame
hoogten waartoe ik alleen nooit had durven opstijgen. Instinctief
zou ik graag, zoals ieder mens, hier op aarde mijn tent op een
door mij gekozen plaats willen neerzetten. Ik ben ook, gelijk al
mijn broeders, bevreesd voor de al te geheimzinnige en nieuwe
toekomst, waarheen de tijd ons naar toe drijft.
MOGE DEZE COMMUNIE VAN HET BROOD
MET DE CHRISTUS DIE BEKLEED IS MET DE MACHTEN WELKE DE WERELD
VERRUIMEN, mij van mijn vreesachtigheid en mijn achteloosheid
bevrijden!
In de draaikolk van conflicten en
energieën, waaruit mijn vermogen om Uw heilige aanwezigheid te
vatten en te ervaren zich zal ontwikkelen, werp ik mij, 0 mijn
God, op Uw woord. Indien Uw rijk mijn God, van deze wereld was,
zou het om U te bezitten voldoende zijn, indien ik mij zou
toevertrouwen aan de machten die ons doen lijden en sterven,
terwijl deze ons tastbaar groter doen worden, als iets dat wat
ons dierbaarder is dan onszelf.
HET
OMEGA
Maar aangezien het eindpunt
waarheen de aarde zich beweegt, niet slechts voorbij ieder
afzonderlijk ding, maar voorbij het geheel der dingen ligt,
aangezien de arbeid der wereld er niet uit bestaat, dat zij uit
zich zelf enigerlei opperste werkelijkheid voortbrengt (de
bewustzijnslaag doet dat wel), maar dat zij zich voltooit door
zich met een vooraf bestaand WEZEN te verenigen, dan is het aldus
gesteld dat, om tot het laaiende centrum van het heelal te komen,
het niet voldoende is, dat de mens hoe langer hoe meer voor
zichzelf leeft, doch dat hij zijn leven doet opgaan in iets dat
groter is dan hij.
De wereld kan zich slechts dan met
U voorgoed verenigen, Heer, door een soort omzetting, omkering,
excentratie, waarin tijdelijk niet alleen ieder individueel
welslagen, maar zelfs de schijn van enigerlei menselijke
vooruitgang verloren gaat.
TRANSSUBSTANTIATIE
Opdat mijn wezen voorgoed in het
uwe wordt opgenomen, is het nodig dat in mij niet alleen de
monade (afzondering van het geheel) sterft, maar de wereld, dat
wil zeggen dat ik door de smartelijke fase ga, ener vermindering,
die door niets tastbaars wordt vergoed. Vandaar dat GIJ in mijn
kelk de bitterheid giet van iedere scheiding, iedere begrenzing,
ieder steriel verval, en mij hem aanreikt. Drinkt er
allen van . Hoe zou ik deze Kelk weigeren, Heer, nu
door het brood dat GIJ mij hebt doen proeven, in het merg van
mijn wezen, de onuitroeibare hartstocht is doorgedrongen om mij
met U te verenigen, voorbij het leven door de dood heen. De
wijding van de wereld zou onvoltooid zijn gebleven, indien GIJ
niet, voor hen die geloven, niet alleen de levendmakende, maar
ook de dodelijke krachten met speciale liefde had bezield. Mijn
communie zou onvolledig zijn (ze zou dan eenvoudig niet
Christelijk zijn) indien ik niet : met de toenemingen die deze
dag mij brengt, ook niet in de naam van de wereld als meest
rechtstreekse deelnemer(aan)HET GROTE PROCES, verborgen en
manifest; van verzwakking, veroudering, en sterven ontving, dat
het heelal, tot zijn heil of zijn verdoeming, onophoudelijk
verteert. Ik lever mij, o mijn God, met volledige overgave
uit aan de geduchte krachten van ontbinding, waardoor, zoals ik
blindelings wil geloven, heden Uw Goddelijke aanwezigheid zich
voor mijn enge persoonlijkheid in de plaats zal stellen. De mens
die vervuld is van een hartstochtelijke liefde voor Jezus,
verborgen in de krachten die de aarde doen sterven, zal door de
aarde, wanneer zij gaat bezwijken, in haar reusachtige armen
worden gedrukt en mét haar zal hij in de schoot van God
ontwaken.
GEBED
Jezus, nu GIJ, gesluierd door de
krachten van de wereld, waarlijk en lichamelijk, alles in mij en
om mij geworden bent, zal ik in eenzelfde bede samenvatten, de
dronkenschap en de dorst die het mij ontbreekt, en ik zal voor U
naar het voorbeeld van Uw dienaar, de vlammende woorden herhalen
waarin, ik onwankelbaar in geloof, het Christendom van morgen
steeds nauwkeuriger zal herkennen; Heer, neem mij op in de
diepste diepten van Uw Hart. En wanneer GIJ mij daar
vasthoudt, verbrand mij dan, reinig mij en zet mij in gloed,
sublimeer mij tot ik volkomen aan Uw verlangen voldoe, tot aan de
meest volledige vernietiging van mijn zelve.
Heer; Ja,
eindelijk heb ik dan iemand gevonden die door het tweedelige
mysterie van de wijding en de communie, aan wie Ik Van
Ganser Harte de Naam kan geven. Zolang ik in U, de
mens van tweeduizend jaar geleden heb kunnen of durven
zien; de sublieme moralist, de vriend, de broeder, is mijn liefde
schuchter en belemmerd gebleven. Vrienden, broeders,
zusters en wijzen, hebben wij daarvan niet zeer grote, zeer
voortreffelijke en dichter bij ons staande, om ons heen?.
En bovendien, kan de mens zich louter volkomen geven aan de
menselijke natuur?
Van het begin af had de wereld die uitgaat boven alle elementen
die de wereld vormen, mijn hart veroverd, en nooit zou ik mij
oprechter voor wie dan ook hebben neergebogen.
Daardoor heb ik lange tijd gedoold, ofschoon ik
geloofde, aangezien ik niet wist wie ik liefhad. Maar thans,
Meester, nu GIJ door de Manifestatie der bovennatuurlijke
vermogens waarmee de de opstanding U heeft begiftigd,
U door alle krachten van de aarde heen aan mij kenbaar maakt,
nu erken ik U als mijn Souverein en geef ik mij met verrukking
aan U over.
Hoe vreemd zijn de verrukkingen van
Uw Geest mijn GOD ! Toen men, twee eeuwen her, in Uw Kerk de
onmiskenbare aantrekkingskracht van Uw Kerk(kracht) begon te
voelen, kon het schijnen dat de Zielen aangelokt werden doordat
zij in U een overtuigender, scherper bepalender element ontdekten
dan Uw menselijkheid zelf. Thans wordt het ons echter, door een
plotselinge ommekeer, duidelijk dat GIJ, Jezus, door de
"OPENBARING" van Uw Hart, onze liefde vooral een middel
hebt willen verschaffen, om te ontkomen aan datgene wat ons te
eng, te afgemeten, te beperkt was in het beeld wat wij ONS van U
maakten. In het midden van Uw borst ontwaar ik niets anders dan
een vuur; en hoe strakker ik mijn blik op deze vuurgloed richt,
des te meer komt het mij voor dat overal daaromheen de omtrekken
van Uw lichaam smelten, dat ze zich bovenmate vergroten totdat ik
in U geen andere trekken meer onderscheid dan het gelaat van
de ontvlamde wereld.
Glorierijke Christus; heimelijk
verspreide invloed in de boezem der stof, en verblindend
middenpunt waarin de talloze vezels van het veelvoudige
samenkomen; macht zo onwankelbaar als de wereld en zo warm als
het leven; GIJ wiens voorhoofd als sneeuw is, wiens ogen van vuur
zijn, wiens voeten helderder zijn als het blinken van gesmolten
Goud; GIJ wiens handen de sterren van de wereld omvat houden, GIJ
die de eerste en de laatste, de levende en de dode en de
wederopgestane zijt, GIJ die in Uw overweldigende eenheid alle
bekoorlijkheden, alle neigingen en alle krachten verzamelt, GIJ
zijt het; die mijn wezen geroepen heeft met een verlangen zó
groot als het heelal een eenheid is.
GIJ zijt waarlijk *mijn Heer en
mijn God* ! Sluit mij in U op mijn Heer !. Ja ik geloof, dat
een volkomen buiten U gelegen iets, een volstrekt niets zou zijn.
Niets zou kunnen bestaan buiten Uw Lichamelijke grootheid en
Jezus, zelfs zo dat zij die buiten Uw liefde geworpen zijn, tot
hun geluk nog van de steun van Uw aanwezigheid genieten.
Wij bestaan allemaal dankzij U, onontkoombaar zijt U het
Universele middelpunt van het leven ! En juist omdat wij geen
pasklare dingen van het leven zijn, die willekeurig ver van U
verwijderd worden beschouwd. In naam van het meest essentiële
in mijn leven Heer, luister naar mijn verlangen, dat ik in
"wezen" mijn Ziel durf te noemen. Hoewel deze groter is
dan ik, in haar naam durf ik te roepen om mijn dorst te
lessen, trek mij tot U. Hoe dieper men in Uw geheim
doordringt Meester ! des te Universeler blijkt Uw invloed.
Wanneer ik zal inzien dat alle
dingen die zich rondom mij bevinden en hun aantrekkingskracht
niet verliezen met mij, dan weet en bevindt ik mij in de
exclusiviteit van een Goddelijk Heiligdom, en dan zal ik weten of
ik het Werkelijke Heiligdom nader, en of het Hart van de
Wereldse bovenlaag daar samenkomt., in en uit stralingsvelden die
hun oorsprong vinden in het Hart van God.
Werk op mij in Heer, door het
verenigde vuur van al die innerlijke en uiterlijke invloeden,
die, indien minder bewust in U ondergaan, neutraal of
dubbelzinnig zouden zijn, maar die bezield door de diepte van Uw
Hart, mede door de Engelen-hierarchie een triomfantelijke
werkelijkheid zijn geworden. Door déze wonderlijke combinatie
van Goddelijke Zijnskrachten en de bekoring der schepselen; hun
ontoereikendheid, zowel hun zachtzinnigheid als hun
boosaardigheid dragen een teleurstellende zwakte of een
schrikwekkende kracht, zo vervult GIJ hun harten beurtelings met
verrukking of walging. Leer ons de zuivere waarheid!, die
welke niet eindigt in een verslappende loslatende werkelijkheid
der dingen, maar opwekt tot een drang die dwars door alles wat
schoonheid omhult, heengaat. Openbaar ons de ware liefde
!, die welke niet de vrees om kwaad te doen bevat, maar de
vastbeslotenheid om met allen te samen de deur van het leven open
te breken, en geef tenslotte een dieper inzicht in Uw
Alomtegenwoordigheid, die ons zegent met een hartstocht die
de wereld voortdurend stimuleert, iets nieuw te ontdekken, te
vormen of te ervaren, om teneinde steeds dieper in Uw ALLEENHEID
DOOR TE KUNNEN DRINGEN.
Heel mijn vreugde en welslagen,
heel mijn reden van bestaan en mijn eigenliefde in U mijn God
hangen af van dit fundamentele inzicht tussen U en het Universum.
Laat anderen, een hogere priesterlijke functie vervullend de
luister van Uw zuivere geest verkondigen. ! Wat mij aangaat,
beheerst dat ik ben door een roeping die uit de diepste vezels
van mijn natuur voortkomt, wil ik, nog kan ik van iets
anders spreken dan van de talloze verlengingen van Uw Wezen
dat in stof is geïncarneerd. Ik zal nooit iets anders kunnen
prediken dan over het mysterie van het materiele, 0 Ziel die door
alles heen schijnt wat ons omringt.
Aan Uw alomtegenwoordige
heelheid, en zijn uitgebreidheid; dat wil zeggen, de wereld
die, door Uw Macht en mijn geloof, een prachtige levende
smeltkroes is geworden waarin alles verdwijnt om herboren te
worden, door alle hulpbronnen die Uw scheppend vermogen in mij
heeft doen ontspringen, door mijn religieuze bindingen met het
priesterschap (waaraan ik zeer gehecht ben), en door mijn diepste
menselijke overtuiging; draag ik mijn werken op, om daarin te
leven en daarin te sterven.
Ordes 1923.