vorige pagina

"HET NIEUWE BIDDEN  en  EEUWIG ZINGEN DE BOSSEN"

 

1. HET NIEUWE BIDDEN.

Waarom bidden wij? Wij bidden meestal om een hogere macht of orde af te smeken, ons leven in goede banen te leiden.

Beter zou het zijn dat wij bidden in gezamenlijkheid, dat wij onze machten en krachten vanuit ons zelf zouden inzetten, waardoor wij in staat zullen zijn het woord van de Goede Geest in ons, de Geest van Wijsheid waar te maken, dat wij haar leerzame opdrachten zouden verwezenlijken in woord en daad, in de orde van ons leven. [Wat is bidden? Nader uitgelegd zie: G.04.07].

 Wij, ‘mensheid’, zijn als een stipje in de onmetelijke ruimte van de eeuwigheid. Zo klein als we daarin zijn, zo groot is onze verantwoordelijkheid in de gegeven tijd die ons gegeven wordt hier op aarde. Zoals wij verantwoordelijk zijn voor het leven op aarde, dat wij onze kinderen nalaten. Iedere keer weer opnieuw. Zo waren onze ouders en hun ouders verantwoordelijk voor wat zij hebben nagelaten of veroorzaakt, en zo zal het altijd zijn.

 Steeds weer opnieuw kunnen generaties verantwoordelijk gesteld worden over wat ze deden of juist niet deden.

 

2. EEUWIG ZINGEN DE BOSSEN.

Ja, eeuwig zingt en fluit het in de bossen. Stilte wordt hier durend begeleidt met fluitende vogels, het roepen van bosuilen en het gesuis van de wind door de bomen. Dat brengt de mens tot rust.   

 3. JA, ZO OOK BIDDEN DE MENSEN EEUWIG.

Zij bidden om voorspoed en heil voor mens en mensheid. Zij komen daarvoor samen rond altaren en heilige plaatsen.

 4. EN DE NATUUR: bouwt ieder jaar weer opnieuw voort op eigen krachten. Haar afstervingsproces maakt het mogelijk iedere keer weer opnieuw te beginnen.

 5. DE KLASSIEK BIDDENDE MENS: die bidt tot zijn God daarentegen, wenst niet steeds weer opnieuw te beginnen, zij behoud wat zij heeft en gaat voort wat haar voorgangers hebben neergezet, in taal, woord en kunstzinnige vormgeving.

 6. BOUWWERKEN VAN STEEN MAAKTEN ZIJ: maar nu laten hun nazaten ‘de clerici’, deze godshuizen weer steen voor steen afbreken, of maken er musea van. Zij beweren dat zij wel zonder kunnen, maar niets is minder waar dan dat. De ‘geloofswaarheid’ van de overgeërfde geloofswaarheden brokkelen af, en zij zijn niet bereid die geloofswaarheden te herzien of aan te passen.

 7. IN DE NATUUR: is er sprake van afsterven, opdat het oude weer opnieuw kan beginnen. Hetzelfde bloeit en geurt dan weer opnieuw als vanouds, en zo zal het ten alle tijden doorgaan.

 8. BIJ DE MENS DAARENTEGEN: kan dat anders gaan omdat hij een apart onderdeel van die natuur is. Dat wat uit de mens voortkomt kan nieuw of vernieuwend zijn, en anderen bouwen er op door, en bedenken steeds weer iets nieuws. Er is bij de creatieve mens geen stilstand.

 9. EEUWIG ZINGEN DE BOSSEN.

De moderne mens raakt er steeds verder verwijderd van, ja, op de zondagen vertrekken zij naar het bos, of naar de zee en haar stranden om te genieten van de zon of het mooie weer, bij velen blijft het daarbij.

 10. DE ‘EEUWIG BIDDENDE MENS’ STERFT LANGZAAM UIT: zij laat zich inkrimpen tot een uitstervend volkje, althans op veel plaatsen laat zij zich vervangen door populistische invloeden. Zonder bedding of geloofwaardige diepgang aangepast aan de moderniteit. Het deelnemersgetal bepaald de populariteit en de houdbaarheid van geplande gebeurtenissen. De draagwijdte van het bidden vervaagd tot een hopeloos afhankelijk blijven van een Goddelijke mogendheid, die machteloos moet toezien hoe de mensheid zichzelf verkwanseld aan technologische voortgang, zichzelf weer opnieuw afhankelijk maakt van informatie technologie, robotisering en kunstmatige intelligentie.

 11. DIE MENSELIJKE ACTIVITEIT: is niet gelijkwaardig aan het organische leven waartoe ook de mens behoort. De menselijke intelligentie dient een eigen organisch doel na te streven, dat bereikt kan worden door de rede en geloofwaardig handelen.

 12. DAT MAAKT DE MENS REKENBAAR: het menselijk panorama is divers, anders dan die van de natuur in háár veelzijdigheid. Dat maakt dat de mens rekenvaardig is, rekenvaardig in de zin dat je dingen kunt toevoegen of wegnemen.

 13. DIE KLASSIEK EEUWIG BIDDENDE MENS: is in dit menselijke panorama aan het wegzinken tot een onduidelijk gemompel, die zich biddend en zingend afhankelijk blijft maken van een machteloze mogendheid.

 14. BIDDEN – WERKEN – ONTSPANNEN – EN FOUTE DINGEN DOEN HOORT BIJ DIE MENS: hoort bij de ‘menselijke natuur’ en maakt hem keuzevaardig in goed of kwaad.

 15. EEUWIG ZINGEN DE BOSSEN: gaat ondanks de menselijke beďnvloeding gewoon door.

 16. AAN DE EEUWIG BIDDENDE MENS: wordt hier een pas op de plaats gevraagd, om een keuze te maken: of op de oude wijze doorgaan, of een nieuwe richting inslaan op weg naar toekomst, 21ste eeuw waardig.

 17. BLIJVEN GELOVEN: maar dan wel door van de ‘machteloze God’ los te geraken. Blijven geloven in het menselijk kunnen, ondanks haar tekortkomingen, hiërarchische samenstellingen, en materiele overdrijvingen. De scheppende levensenergie die aan mensen gegeven is, kan aan haar groeiende destructiviteit een einde maken. En ‘die mens’ kan haar energie opnieuw inzetten tot voortvarende hervorming en omvorming tot ‘bijvoorbeeld’ een geheel vernieuwende geloofscultuur …

 18. GOED EN WIJS ZOU HET ZIJN: dat wij in het dagelijkse leven meer zouden “omzien naar elkaar”. Ons minder afhankelijk van God gaan gedragen, en meer naar de ‘mens’ in de buurt, op het werk, in het dorp, de wijk of de stad, om gaan kijken.

                    Anthoon Lucas Budel – Nijmegen