Vorige Pagina

 JA; LATEN WIJ ‘ONS-ZELF’ OPNIEUW GEBOREN LATEN WORDEN …

  

Ja, laten ‘wij’ opnieuw beginnen. En ‘mens-zijn’, omvormen door opnieuw te beginnen, vanuit de toestand van het ‘nu’.

 ‘Vandaag nog’, niet gisteren, niet morgen, maar ‘nu’ vandaag. Omvormen, hervormen, vernieuwen. ‘Wij’ niet ‘hun’, niet de anderen, maar ‘wij’, wij-zelf, U en Ik.

 Ja, laten wij ‘ons-zelf’ de ‘mens’ die we geworden zijn, omvormen, hervormen, tot een menswaardig fenomeen, waar wij met zijn allen trots op kunnen zijn.

 ‘Niet’ trots op Nederland, Europa of de V.S., nee trots op onszelf, de mens worden zoals we bedoeld zijn.

 Dat we blij zijn met onze buren, onze stadsgenoten, in onze multiculturele samenleving, om er een ‘menselijke’ gemeenschap van te maken’. ‘Maken’ in de zin van doen, er voor ‘zorgen’, de aandacht geven die, die de ander en de verandering verdient.

 Ja, laten we ‘opnieuw’ beginnen, en God een handje helpen, door van elkaar, de toegestoken hand aan te nemen, in solidariteit en dankbaarheid, met het besef dat we ‘echt’ gelijk zijn aan elkaar, en dat ondanks de verschillen die kenbaar zijn, we elkaar kunnen aanvullen tot ‘meerwaarde’ in mens zijn.

 Ja, laten we doorgaan elkaar in ‘meerwaarde’ op te heffen. Of je nu man of vrouw, kind of jongere, volwassene of oudere bent, ‘iedereen’ heeft op haar of zijn wijze ‘goud/geld’ in handen. En dat goud is niet te koop, het is alleen ‘inwisselbaar’ door aan een ander door te geven, wisselbaar met jou, mijn, onze medemens.

 En dat goud is zichtbaar voor allen, en niemand hoeft bang te zijn dat het gestolen wordt, het is net als bladgoud niet te stelen, het is mensen aangekleefd.

 Aangekleefd door ‘ontvangenis’, want de goede daad, het mededogen, en de bereidheid om een ander te helpen, zijn momenten van kostbare ontvangenis, in de zin dat het ieder mens wordt gegund.

 Laten we vanaf vandaag beginnen met, het omvormen en het hervormen van onze zintuiglijke en geestelijke vaardigheden, dan ontstaan er nieuwe impulsen, ontstaan er nieuwe vormen van reageren en driften, niet alleen voor het behoud van ons zelf, maar vooral voor het behoud van de ander, en van de generaties die na ons komen.

 Onszelf veranderen, door onszelf te hervormen, te moduleren tot wezens die niet tegenover elkaar staan, maar naast elkaar. Niet meer alleen voor God en onszelf, maar tot groei als een sociaal wezen, die persoonlijke grenzen verlegd, los van kapitaal en gewin, om te komen tot nieuwe vormen van menselijkheid.

 Ja, laten we daaraan beginnen, vandaag nog, wij met ons ‘allen’, met compassie, in de stad van compassie, door de kracht van compassie, in vertrouwen en met aandacht. 

 Anthoon La Lucas

 

 

 Ik wil dan nu mijn overpeinzing afsluiten met een gedicht van Pablo Neruda, de titel ervan is:

 

 ‘WAT SAMEN MET MIJ WERD GEBOREN’.

 

Ik raakte geboren, geboren met ‘al’ wat geboren wordt. En ben één met het krioelen van alle groei om mij heen. Dat zich voortzet in opeengepakte vochten, in meeldraden en met groeisappen doordrongen.

Ik behoor tot de vruchtbaarheid, en ik zal groeien waar de levens groeien. Mijn leven is jong, jong van de jeugd van het wassende water. En ben puur, als de puurheid van het licht, en duister als het rood van de wijn.

Toen ik het woud had uitverkoren, om van te leren; van de veelheid der dingen, en ik lessen had genomen hoe te bestaan, in het woud met de vele bomen, leerde ik er wortel te zijn, diepe poel, in zwijgende aarde.

Glashelder als de nacht, bij volle maan, zag ik langzaam, meer en meer de grootheid van ‘heel’ het woud.

Pablo