Broeder Walter Haazen, monnik van de kluis.
Ik sta er van te kijken,
zegt God.
dat 'de Cluys tot Achel'
na drie eeuwen
nog steeds te bloeien staat!
Ik ben stomverbaast,
zegt God,
Drie honderd jaren
is het geleden dat Ik hen riep;
Pieter van Ennetten en zijn broeders ...
De dagen renden,
renden voort achter elkaar,
getooid met lichte, vlugge morgens,
gekleed in vol ornaat des middags,
gehuld in dichte mantels s'avonds ...
En tussenin de nachten,
grommend, aardedonker,
maar ook de stille, witte nachten ....
De winden en de regens ...
Ze kwamen ...
en ze namen wat hen toekwam met zich mee:
een struik, een boom, een heuvel;
ze gluurden naar de plekken
waar vennen, kale vlakten werden
en ze vertelden elkander ... van kromme wegels;
" Zie hoe ze zich tot rechte paden rekken" !!
Ze wisten van de heide die voor landerijen vluchtten,
van bossen die er eens hadden gestaan ....
En tóch ...
zegt God,
sinds ik mijn broeders riep
tot Achel in de Cluys
is hier een zaad gaan kiemen,
is hier iets groots gaan groeien,
zijn hier de bijen blijven gonzen
in melodieen van gebed, van stilte, van werk !
Ik. sta er van te kijken,
zegt God,
en tóch ...
Ik heb het toch zelf zo gewild:
Ik zei: dit is uw werk ..........het plukken van de dagen.
Doe voort ! .. Dan zult ge oogst van liefde blijven dragen;
op Mij Uw oog gericht, in vreugde en in lijden.
Maak tot gebed de vaste gang der jaargetijden ..
O ja, Ik wist het,
zegt God,
Ik had het hun gezegd:
"Voor Mij" Uw God, is alles mogelijk ....