Het huidige kerkgebouw werd in de 19de eeuw [1897] onder architectuur van Alfred Tepe gebouwd en behoort tot de Neo-Gotiek.
De toren [eigendom van de burgelijke gemeente van Tubbergen] stamt uit het begin van de zestiende eeuw, en is opgetrokken uit Bentheimer zandsteen, het is een robuuste vierkante toren met gesloten vensters en heeft geen geledingen. De toren heeft in 1977 -78 haar laatste restauratie ondergaan. Zowel de toren als het kerkgebouw en het interieur zijn "Beschermd Rijksmonument"
Op 6 Januari 2000 werd de kerk door Johannes Paulus ll verheven tot Basilica Minor.
Bron: Overgenomen uit het infoblaadje van de Sint Pancratius kerk, dat gaat over 5 generaties Glazenierskunst, en geeft informatie over 35 gebrandschilderde ramen.
Data: 28 September 2002
***********************************************************************
Al in de veertiende eeuw stond er een kapel in Tubbergen. Zowel in 1417 als in 1502 wordt melding gemaakt van bouwwerkzaamheden aan de kerk, die in 1576 tot parochiekerk is verheven.
Van de zestiende eeuwse Sin Pancratiuskerk is alleen de toren nog over. Deze is opgetrokken uit zware blokken Bentheimer kalkzandsteen. Bij een restauratie in 1977-'78 is de in de negentiende eeuw, wegens bouwvalligheid verlaagde toren, weer 3 meter opgehoogd, wat goed zichtbaar is aan de lichter gekleurde stenenlaag.
Het negentiende eeuwse kerkgebouw dat in 1867-'97 tegen deze toren is aangezet, is ontworpen door A. Tepe in de vorm van een hallenkerk met driezijdig gesloten koor. Het gebouw heeft alle kenmerken van een kerkontwerp van deze architect, zoals we deze ook herkennen in de Sint Martinuskerken in Arnhem, Baak en Gendringen. Volledig uitgevoerd in baksteen en geinspireerd op de late Nederrijnse en Westvaalse gotiek.
De inrichting is nog grotendeels orgineel neogotisch, met het hoogaltaar, de preekstoel, de communibank en beelden uit het atelier van Mengelberg, die evenals Tepe lid was van het Utrechtse Bernulphusgilde.
5 Generaties glazenier ambacht.
Bijzonder is het esemble gebrandschilderde ramen dat een periode van ruim 100 jaar omvat en waaraan steeds door leden van hetzelfde glazeniersgeslacht Nicolas is gewerkt.
De eerste gebrandschilderde glazen van het altelier F. Nicolas en Zonen [de eerste generatie] werd bij de bouw van de kerk in 1879 in het koor aangebracht. Deze drie oudste glazen achter het hoogaltaar hebben karakteristieke neogotische glazen met typologische voorstellingen, met steeds een nieuwtestamentische voorstelling boven in het raam, en met oudtestamentische voorafbeeldingen onder in het raam: het Laatste Avondmaal en het joodse paasmaal, de Geboorte van Christus en Mozes in het rieten mandje. De opstanding van Christus en Jonas die door de vis op het droge wordt gespuwd. In het koor bevinden zich verder nog twee neogotische ramen met voorstellingen van middeleeuwse heiligen.
Joep Nicolas, de derde generatie, is waarschijnlijk voor iedereen het bekendste lid van het glazeniersgeslacht. Hij is de maker van de glazen in het schip van de kerk, een acht voorstellingen gebaseerd op de Openbaring van Johannes, geplaatst in 1954. Geheel anders dan de neogotische voorstelling van F. Nocolas, zijn de glazen van Joep Nicolas een overweldigende cascade aan kleuren en vormen, die aansluiten op de visionaire gebeurtenissen die verhaald worden, de vier ruiters, de zeven bazuinen, de vrouw en de draak, het zevenkoppige beest, de hoer van Babylon, de koningen en de vogels en het nieuwe Jeruzalem.
De vierde generatie Joep Nicolas van Ronkenstein zijn de twee grote ramen in het dwarsschip, en zijn geplaatst in 1965. Ze beelden een oudtestamentische Mozes met de stenen tafelen, en een nieuw testamentische scene, de Bergrede uit. Tot de vierde generatie behoort ook Sylvia Nicolas. Van haar zijn de ramen uit 1973-'76, met de vier grote profeten, de vier evangelisten, aartsengelen en diverse oud en nieuwtestamentische figuren. Haar ramen zijn uitgevoerd in een mozaiekachtige schakering van gekleurde glasvakjes. Ook voor de Mariakapel heeft zij ramen gemaakt, geplaatst in 1996.
Het laatste raam, van Diego Semprun Nicolas, de vijfde generatie, is in 1999 in de toren geplaatst. Door de tijdspanne van ruim een eeuw, waarin de ramen zijn ontstaan, kunnen ontwikkelingen in stijl en glazeniers- techniek goed onderscheiden worden. De ramen in het noorder en zuiderportaal zijn van de vijfde generatie en uitgevoerd in een op die van Sylvia lijkende stijl. Ze beelden de gelijkenis uit van het verloren schaap uit de legende van Pancratius, de patroonheilige van de kerk. Ook het 1999 als laatste geplaatste raam in de toren is van Diego. Het is geinspireerd op het boek Daniel met onder meer gebruikmaking van eigentijdse twentse personen en situaties: de rivieren Regge en Dinkel, de zuivelfabriek, de kerktoren en mensen op weg naar de kerk.