Ontstaan geschiedenis van de kerken te :
Brummen
Hall
Voorst
Bussloo
(Door: Jean J. P. Gardeniers - Overgenomen uit Venster Jaargang 2 April 2004)
Tijdens de voorjaarsexcursie wordt een bezoek gebracht aan vier kerken die nog nooit deel hebben uitgemaakt van een van onze excursies. Het betreft, in volgorde, de middeleeuwse kerken van Brummen, Hall en Voorst en de vroeg-negentiende-eeuwse kerk van Bussloo. De tocht, per bus, start aan de achterzijde van het NS station in Dieren om 10.25 uur. Daar zullen we terug zijn rond 16-45 uur. De lunch zal gebruikt worden in het Dorpshuis pal naast de kerk van Voorst, terwijl 's middags in Bussloo thee en koffie worden aangeboden. In één van de kerken, waarschijnlijk in Voorst, zal een klein orgelconcert gegeven worden.
Inleiding
De streek die we gaan bezoeken, de zuidelijke Oost-Veluwe, is op velerlei terrein rijk aan historie. Het is landschappelijk een gevarieerd gebied, waarvan het huidige aanzien zowel door de geologische geschiedenis, als door de mens bepaald is.
De Oost-Veluwe ligt als een langgerekte strook tussen het hooggelegen Veluwe-massief en het laaggelegen IJsseldal. In deze hellende overgangs- zone treden over betrekkelijk korte afstand grote landschappelijke verschillen op. De gradatie in grondsoorten, van het droge Veluwse zand tot de natte rivierklei van de uiterwaarden van de IJssel, heeft geleid tot een rijke schakering aan landschapsvormen en plantengezelschappen.
Met name de waterhuishouding van de streek is bijzonder. De op de Veluwe gevallen neerslag komt aan de randen weer als opwellend grondwater te voorschijn. Deze natuurlijke kwel is een aantrekkelijke bron van schoon water voor allerlei doeleinden. Omdat de natuurlijke stroom meestal maar gering is, heeft de mens al vanaf de middeleeuwen de natuur een handje geholpen door het graven van sleuven in de natuurlijke hellingen. Daardoor wordt het grondwater beter en intensiever aangesneden. Zo ontstonden de vele sprengen en sprengenbeken aan de oostelijke rand van de Veluwe. Ze werden gegraven voor de watervoorziening van grachten en vijvers en andere waterpartijen bij kastelen en landhuizen, ten behoeve van het aandrijven van koren-, olie-, koper- en papiermolens, voor de aanvoer van schoon water voor wasserijen en voor het op peil houden van het Apeldoorns Kanaal. Een wel heel aparte toepassing van het schone en koele grondwater is de vestiging in Laag-Soeren van een badinrichting voor koudwatergeneeskunde door Pieter Nicolaas Jut van Breukelerwaard in de tweede helft van de negentiende eeuw.
De in de streek nog steeds aanwezige wasserijen en de metaal en papier- industrie, bijvoorbeeld in plaatsen als Vaassen en Eerbeek, zijn de natuurlijke opvolgers van de oude industriële bedrijvigheid.
Ook op kerkelijk gebied kent de Oost-Veluwe een lange historie. De eerste Angelsaksische missionarissen die naar onze streken kwamen waren er al werkzaam. De namen van enkele kerken duiden op deze vroege kerstening en de daaropvolgende stichting van parochies. De kerk van Wilp, bijvoorbeeld, heeft de naam van zijn stichter Lebuïnus, als gezel van Willibrord een eerste-generatie geloofsverkondiger. De kerk van Hall is genoemd naar Ludger, een uit het Utrechtse afkomstige geloofsverkondiger van de tweede generatie.
Van Velp tot Hattem zijn resten van romaanse kerkgebouwen te vinden, zoals het schip en de toren in Velp (oude Jan), de torens in Rheden, Ellecom, Spankeren en Voorst, de schepen en de torens in Wilp en Oene, de toren in Epe, het schip en de toren in Vorchten en de onderbouw van de toren in Hattem. De vier te bezoeken kerken geven een beeld van de kerkenbouw van de romaanse periode tot in de twingtigste eeuw. Van de romaanse toren van Voorst via de grotendeels gotische kerken van Brummen, Hall en Voorst, tot de vroeg-negentiende-eeuwse kerk van Bussloo. De middeleeuwse kerk van Brummen is in de loop van de twintigste eeuw aan de zuidzijde breed uitge- bouwd.
De interieurs van de kerken, waaraan speciale aandacht zal worden besteed, laten fraai verschillende visies op kerkinrichting zien. In Bussloo staan de banken nog in de oude middeleeuwse oriëntatie, gericht op het altaar. In Hall is het bankenplan karakteristiek negentiende-eeuws reformatorisch: een gesloten halfrond bankenplan, gegroepeerd rond de preekstoel. De preekstoel staat in Hall midden in de kerk aan de zuidzijde. De liturgische oriëntatie staat daarmee dus letterlijk dwars op de oude op het koor gerichte structuur van de middel- eeuwse kerk.
Alle vier de kerken bezitten waardevolle oude orgels.
Brummen
Hall
De Hervormde kerk van Brummen was in de middeleeuwen gewijd aan Sint Pancratius, een laatromeinse heilige jongeman. Aan het huidige gebouw is nog goed de oorspronkelijke laatgotische opzet te herkennen, met een schip dat een driezijdige koorsluiting heeft. Schip en koor zijn rond 1450 gebouwd. De toren is een halve . eeuw later, rond 1500, tot stand gekomen. Zoals zo vaak bij oude torens, is ook in Brummen de onderste geleding van de toren rijk voorzien van tufsteen, terwijl de hogere geledingen er steeds minder van hebben; de tweede geleding heeft zogenaamde speklagen en de bovenste geleding is geheel in baksteen opgetrokken. Ook aan de onderkant van het schip is tufsteen verwerkt. Een belangrijke uitbreiding van de kerk vond plaats rond 1837, toen een zuidbeuk werd aangebouwd. Na een grote brand in de jaren dertig van de twintigste eeuw is deze zijbeuk in 1937 vervangen door de huidige groots uitgebouwde zuidbeuk met ingang en nevenruimten. Het grootste deel van de gewelven van het schip was al in 1705 afgebroken. In het westelijke deel van de kerk, waar de oude gewelven behouden zijn gebleven, zijn nog enkele met koppen versierde kraagstenen te zien.
In de kerk bevinden zich enkele ingemetselde grafzerken uit de zestiende en zeventiende eeuw. Het orgel is gebouwd door J.H. Holtgräve; het werd door zijn medewerkers voltooid in 1846, twee jaar na zijn dood.
De Hervormde kerk van Hall was in de middeleeuwen gewijd aan de geloofsverkondiger Ludger, de eerste bisschop van het bisdom Münster. Het huidige gebouw is een tweebeukige laatgotische pseudobasilicale kerk met een middenschip en een noordelijke zijbeuk; het koor heeft een driezijdige sluiting. Het middenschip en de toren zijn in de tweede helft van de vijftiende eeuw gebouwd. Daar is in de eerste helft van de zestiende eeuw de noordbeuk aan toegevoegd. Uit zeer beperkt aanwezige opgraving gegevens kan geconcludeerd worden, dat op deze plek een eerdere kerk heeft gestaan.
Zowel het schip als de toren zijn opgetrokken in baksteen, doorregen met lagen tufsteen, mogelijk afkomstig van de eerdere kerk.
Het middenschip en het koor hebben netgewelven, de noordbeuk heeft, ondanks de latere bouwtijd, nog kruisgewelven. De gewelven van schip en koor hebben een rijke beschildering met veel rankwerk met plantaardige motieven, wapens en ook enkele figurale voorstellingen. De slecht behouden laat-vijftiende-eeuwse schilderingen tussen de ramen van het koor zijn de oudste. Te herkennen zijn een bisschop met staf en mijter, waarschijnlijk Ludger, de patroonheilige van de kerk, een gelaatloze figuur met een bol in de hand, waarschijnlijk Christus als Verlosser van de wereld, en een voorstelling van Maria met het Kind Jezus. De gewelf schilderingen in het koor dateren van rond 1500. Ze tonen naast rankwerk de familiewapens van Frederik van Bronkhorst en Mechteld van den Berg die in 1492 getrouwd zijn, en van Evert van Lintelo en zijn echtgenote Sophia Mulert. Op een ruitvormig gewelf vlak is een voorstelling van Christus met opgeheven handen, die als een half figuur uit een bloemkelk ontspringt. Dit type versiering met planten bloemranken ontspringend uit de snijpunten van het netgewelf en met half figuren, die uit bloemkelken met een korte steel komen, komt bij laatgotische gewelfschilderingen vaak voor.
***********************************************
Vergelijkbare schilderingen zijn bijvoorbeeld te vinden in de Broerenkerk en de
St.-Walburgskerk in Zutphen, de
St.-Lebuïnuskerk in Deventer, de
St.-Maartenskerk in Zaltbommel en de
Broerenkerk in Zwolle.
***************************************************
De schilderingen op de triomfboog en op de gewelven van het schip zijn iets jonger, ze zijn rond 1515 tot stand gekomen. Op de triomfboog de fami- liewapens van het echtpaar Joost van Bronkhorst en Maria van Hoya en hun voorouders. In het schip rankwerk en vogels en in de ruitvormige gewelfvlakken de vier evangelisten met hun namen en attributen: Marcus met de leeuw, Mattheus met de engel, Lucas met het rund en Johannes, enigszins verborgen achter het orgel, met de adelaar.
In het koor liggen enkele zestiende en zeventiende-eeuwse grafzerken. De zestiende-eeuwse zerken dekten priestergraven, te herkennen aan de gebeeldhouwde kelk met hostie. Ze zijn in het begin van de negentiende eeuw hergebruikt. Het halfronde bankenplan, gegroepeerd rond de kansel dateert uit 1844. Het orgel is in 1866. Het orgel is gebouwd door J. van Loo en is het enige door hem gebouwde orgel dat nog in originele staat is.
Voorst
De Hervormde kerk van Voorst was in de middeleeuwen gewijd aan de Heilige Drievuldigheid. Voorst is een oude stichting; al aan het eind van de negentiende eeuw is er in documenten sprake van een kerk. Het huidige gebouw is een driebeukige pseudobasilicale kerk met een driezijdig gesloten koor. De uit de tweede helft van de twaalfde eeuw daterende tufstenen toren is het oudste bouwdeel van de kerk. Kenmerkend is de versiering met ondiepe boognissen, de zogenaamde spaarvelden, en boogfriezen. De westingang van de toren hoort bij de oorspronkelijke Romaanse bouw. De bijbehorende Romaanse kerk is ver- vangen door het huidige laatgotische gebouw, dat zijn voltooiing vond op het eind van de vijftiende eeuw. De tufsteen van de afgebroken romaanse kerk is gebruikt voor de buitenbekleding.
De zijbeuken hebben kruisribgewelven, het middenschip heeft een houten plafond onder een balkenlaag dat aangebracht is bij een ingrijpende restauratie in 1843. Toen zijn ook de muurschilderingen onder bepleistering verdwenen en zijn de gotische zandstenen ramen met glas in lood vervangen door gietijzeren boogramen. Het is de vraag of de figuratieve kraagstenen in het middenschip ooit gewelven gedragen hebben.
De preekstoel en het doophek dateren uit het midden van de zeventiende eeuw. In de kerk bevinden zich verschillende grafzerken uit de zeventiende eeuw, waarvan de wapens tijdens de Franse tijd verwijderd zijn. De grote zerk op de grafkelder van de familie van Appelthorn ontkwam dit lot. Het door CF.A. Naber gebouwde orgel is bij de in 1843 uitgevoerde restauratie geschonken door de familie Schimmelpenninck van der Oye van de Poll. Hun familiewapen bekroont de middelste orgeltoren.
Bussloo
De RK kerk van Bussloo is gewijd aan de H. Martinus. De kerk is in 1818 in opdracht van Johannes Wilhelmus Aloysius Baron van Wijnbergen op zijn eigen landgoed gebouwd. Het is een eenvoudig gebouw met neoclassicistische elementen, zoals de driehoekige frontons die de westgevel en het ingangsportaal bekronen. De westgevel is uit de bouwtijd, het ingangspor taal is rond 1900 aangebouwd. De neoclassicistische kerken die gebouwd zijn in de eerste helft van de negen tiende eeuw, zoals de kerk van
Bussloo, ziet men vaak aangeduid met de term 'Waterstaatskerk'. Deze term is echter zo goed als nooit van toepassing. Voor zover Rijkswaterstaat als toezichthouder, als controleur van de besteding van de rijkssubsidie, bij de bouw betrokken was, betekende dit niet het voorschrijven van een bepaal de 'stijl'. Zeker voor de kerk van Qi, Bussloo, die overigens particulier gefinancierd is, zou de term anachronistisch zijn. Immers het Koninklijk besluit dat het toezicht regelt is pas in 1824 ingegaan. De ramen zijn in 1846 voorzien van neogotische stenen traceringen. Toen is ook de neoclassicistische pastorie gebouwd. Alle gebouwen zijn getooid met het wapen van Van Wijnbergen.
Op het bij het complex horende kerkhof staat een groot gietijzeren kruisbeeld uit 1840 gegoten door het bekende Deventer bedrijf Nering Bögel. Het graf van de in 1849 gestorven stichter van het kerkelijk complex van Bussloo ligt ernaast.
Zoals gebruikelijk bij katholieke kerken in het begin van de negentiende eeuw heeft de inrichting een barok karakter, met houten Ionische zuilen en een tongewelf in stucwerk met versieringen in Lodewijk XVI stijl. Bij de laatste restauratie in 1988-1989 is het interieur weer in oude luister hersteld. In 1977 is het huidige barokke altaar afkomstig van een Franciscanenklooster bij Elten, geplaatst. Het uit de jaren dertig van de twintigste eeuw daterende altaar is daarvoor terzijde gesteld. Het orgel uit 1845 is gebouwd door CF.A. Naber.