Constitutie regel of wet van de Cisterciënzers ..
Inleiding1
Het "Nieuwe Klooster" van Cîteaux in 1098 gesticht door de heilige abten Robertus van Molesme, Albericus en Stephanus Harding bracht een nieuwe eigen vorm binnen de benedictijnse traditie. Cîteaux -Moeder van ons allen- werd de bakermat van de Cisterciënzerorde. Voor monialen richtte rond 1125 de heilige Stephanus het klooster Tart op. Als eigen dochterhuis van Cîteaux werd het toevertrouwd aan de pastorale zorg van haar abt. Het Exordium Parvum en de Carta Caritatis verwoorden de roeping van de stichters en hun zending, die ze van God ontvangen hadden. Een zending die door de Kerk bekrachtigd werd, zowel in hun tijd als in de onze. Onder impuls van Sint-Bernardus van Clairvaux en anderen breidde deze hervorming zich uit, zodat monniken en monialen die de cisterciënzerweg volgden, hun kloosters wisten te vestigen tot buiten de grenzen van West-Europa. Vanaf het begin werden er lekebroeders en lekezusters in de Orde opgenomen. Zo kwam door het leven en de inspanning van talloze broeders en zusters een betrouwbaar geestelijk erfgoed tot stand, dat zijn uitdrukking vond in geschriften en gezang, in architectuur en kunst, alsook in het bekwaam beheer van hun domeinen.
2
Veel hebben de monniken en monialen van de Orde te danken aan de beweging van de zogenaamde "Etroite Observance". In een verwarde tijd heeft deze beweging krachtig enkele aspecten van het cisterciënzererfgoed verdedigd; door de inspanningen van abt de Rancé en de ondernemingsgeest van Dom Augustinus de Lestrange konden deze worden doorgegeven aan volgende generaties. In 1892 hebben drie congregaties, voortgesproten uit La Valsainte, zich verenigd tot één autonome Orde, de Orde der Hervormde Cisterciënzers van Onze-Lieve-Vrouw van La Trappe, nu genoemd de Cisterciënzerorde van de Stricte Observantie.
3
Het verlangen naar waarachtig monastiek leven is de eeuwen door op velerlei wijzen werkzaam gebleven. Ook nu nog blijft het de monniken en monialen van de Orde bezielen met toeleg te streven naar levensvernieuwing. Gehoor gevend aan de richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie leggen zij er zich op toe te komen tot een dieper verstaan van hun oorspronkelijke inspiratie en tegelijk te groeien in overgave aan Gods werking vandaag. Het Generaal Kapittel van 1969 heeft in twee documenten -de Verklaring over het Cisterciënzerleven en het Statuut voor Eenheid en Pluralisme- opnieuw bevestigd dat de Orde gehecht blijft aan de Regel van Sint-Benedictus, die voor haar de overgeleverde interpretatie van het Evangelie is; het heeft richtlijnen aangegeven en wegen geopend om de Regel trouw te beleven in een veranderde wereld. In deze beide documenten immers maakt dit Generaal Kapittel onderscheid tussen enerzijds de zin van de Regel en de fundamentele observanties waaruit de cisterciënzerlevenswijze bestaat en anderzijds die afzonderlijke punten die volgens plaatselijke omstandigheden wijzigingen kunnen ondergaan.
4
Van de opgedane ervaring in de voorafgaande jaren van vernieuwing zijn deze Constituties en Statuten de vrucht. Moge deze tekst zich een werkzaam instrument betonen waarvan de Orde zich kan bedienen om te groeien in trouw aan haar charisma, volgens de geest van het Tweede Vaticaans Concilie, en beter in staat te zijn haar eigen taak in Kerk en wereld te vervullen.
DEEL
I: HET CISTERCIËNZERERFGOED
C. 1 De traditie van de Cisterciënzerorde van de Stricte Observantie
De Cisterciënzerorde van de Stricte Observantie wortelt in die monastieke traditie van evangelisch leven die in de Regula Monasteriorum van Sint-Benedictus van Nursia haar uitdrukking vindt. Aan deze traditie gaven de stichters van Cîteaux een eigen vorm en de kloosters van de Stricte Observantie hebben bepaalde aspecten daarvan krachtig verdedigd. Drie congregaties van de Stricte Observantie verenigden zich in 1892 tot één Orde, nu genoemd de Cisterciënzerorde van de Stricte Observantie.
C. 2 Natuur en doel van de Orde
Deze Orde is een instelling van monastiek leven, geheel gericht op de beschouwing. Daarom wijden de monniken zich aan de goddelijke eredienst onder de Regel van Sint-Benedictus, binnen de muren van het klooster. Zij bewijzen aan de Goddelijke Majesteit een nederig en edel dienstbetoon in eenzaamheid en stilzwijgen, in voortdurend gebed en blijde boetvaardigheid, door een monastieke levenswijze zoals in deze Constituties omschreven.
C. 3 De geest van de Orde
1
De cisterciënzerlevenswijze is cenobitisch. De cisterciënzermonniken zoeken God en volgen Christus door te leven onder een Regel en een abt in een bestendige gemeenschap, school van broederlijke liefde. Alles is hun gemeenschappelijk want zij zijn één van hart en één van ziel. Elkaars lasten dragend vervullen zij de wet van Christus en door deel te nemen aan Zijn lijden hopen zij het Rijk der hemelen binnen te gaan.
2
Het klooster is een school voor de dienst van de Heer. Christus wordt er gevormd in het hart van de monniken door de liturgie, het onderricht van de abt en door het samenleven als broeders. Het woord van God vormt het hart van de monnik en richt zijn leven zodat hij, luisterend naar de Heilige Geest, kan groeien naar de zuiverheid van hart en de ononderbroken memoria Dei.
3
De monniken gaan in het voetspoor van hen die in voorbije tijden door God werden geroepen tot de geestelijke strijd in de woestijn. Omdat hun vaderland in de hemel is, houden zij zich verre van een wereldse wijze van handelen. In eenzaamheid en stilte reikhalzen zij naar die innerlijke rust waarin de wijsheid kan ontluiken. Zij verloochenen zichzelf om Christus te volgen. Met de wapens van de nederigheid en de gehoorzaamheid gaan zij de strijd aan met hun hoogmoed en zondige opstandigheid. In eenvoud en arbeid zoeken zij deel te krijgen aan de zaligspreking van de armen. In hartelijke gastvrijheid breken zij met hun medepelgrims het brood van vrede en hoop dat zij rijkelijk van Christus ontvangen.
4
Het klooster weerspiegelt het mysterie van de Kerk. Niets wordt er gesteld boven de lof van de heerlijkheid van de Vader. Alles stelt men in het werk om het geheel van het samenleven af te stemmen op de hoogste evangelische wet, zodat de communiteit ten volle kan inspelen op elke genadegave. De monniken leggen zich er op toe mee te leven met het hele Godsvolk en zich aan te sluiten bij zijn actief verlangen naar de eenheid onder alle christenen. Want door de trouw aan hun monastieke levenswijze en door de verborgen apostolische vruchtbaarheid die hun eigen is, dienen zij het volk van God en de hele mensheid.
Iedere kerk van de Orde en iedere monnik is toegewijd aan de heilige Maagd Maria, Moeder en Beeld van de Kerk, in haar geloof, haar liefde en haar volkomen eenheid met Christus.5
Heel de ordening van het klooster is erop gericht de monniken innig met Christus te verenigen, want alleen als de monnik met heel de drang van zijn hart op de Heer Jezus betrokken is, kunnen de eigen gaven van de cisterciënzerroeping in hem tot bloei komen. Alleen dan zullen de broeders gelukkig volharden in een eenvoudig, verborgen en arbeidzaam leven als zij volstrekt niets stellen boven Christus, die hen allen samen geleide tot het eeuwig leven.
C. 4 De eigen aard van de Orde
1
De communiteiten van de Orde, over heel de wereld verspreid, blijven door een band van liefde hecht met elkaar verenigd. Deze saamhorigheid stelt hen in staat elkaar te helpen tot een rijker inzicht te komen in het gemeenschappelijk erfgoed en dit metterdaad gestalte te geven. In moeilijkheden kunnen zij elkaar ook bemoedigen en steunen.
2
Deze communio krijgt haar juridische vorm in het bestuur van de Orde volgens de Carta Caritatis, geïnterpreteerd naar de normen van deze Constituties. Abten en abdissen, vergaderd in twee Kapittels, dragen samen zorg voor alle communiteiten van de Orde, zowel voor het geestelijke als voor het tijdelijke. Van deze pastorale zorg zijn filiatie, visitatie en Generaal Kapittel, vanuit de traditie, de geëigende structuren. Daarnaast groeiden er nieuwe organen van dialoog, samenwerking en onderling dienstbetoon, die de communio van de hele Orde bevorderen en de opzet van de stichters daadwerkelijk aanpassen aan de eigentijdse omstandigheden.
3
Eén liefde, één Regel en een gelijke levenswijze kenmerken volgens de Carta Caritatis de cisterciënzers van de Stricte Observantie. Het komt iedere communiteit toe, in dialoog met andere, vanuit de eigen situatie wegen te banen om het erfgoed van de Orde op een levensvatbare wijze gestalte te geven in de eigen cultuur, maar altijd binnen de normen van het Generaal Kapittel.
Inhoudstafel
Deel I Het Cisterciënzererfgoed
De traditie van de Cisterciënzerorde: 1
Natuur en doel van de Orde: 2
De geest van de Orde: 3
De eigen aard van de Orde: 4
Deel II Het huis van God, het klooster
De plaatselijke communiteit: 5
Samenstelling van de communiteit: 6Hoofdstuk 1: Cisterciënzerlevenswijze
De reguliere observantie: 7
De monnikswijding: 8
De onderscheiden geloften: 9-11
het monastieke kleed: 12
Het cenobitisch leven: 13-16
Het liturgisch leven: 17-19
Het spiritueel leven: 20-24
Monastieke ascese: 25-28
Afzondering van de wereld/gastvrijheid:29/30
Relaties met de kerk: 31-32Hoofdstuk 2: De dienst van het gezag
Het ambt van Abt: 33-34
Zijn medewerkers: 35
Broeders in het beraad: 36-38
Abtskeuze/Ontslag: 39-40Hoofdstuk 3: Het beheer van tijdelijke goederen
Spirituele en juridische aspecten: 41-42
Het gewoon beheer: 43
Het buitengewoon beheer: 44Hoofdstuk 4: De vorming
Het vormingsproces: 45
Aanvaarden en noviciaat: 46-50
Tijdelijke professie: 51-53
Plechtige professie: 54-57
Voortgezette vorming: 58Hoofdstuk 5: Het verlaten van de communiteit
en de opheffing van een kloosterPastorale zorg: 59
Verschillende canonieke situaties: 60-66
Opheffing van een klooster: 67Hoofdstuk 6: De stichtingen: 68-70
Deel III De Cisterciënzerorde
De band van eenheid: 71
Monniken en monialen in de eenheid van de Orde: 72Hoofdstuk 1: De filiatie
Aard van de filiatie: 73
De Pater Immediatus/Reguliere visitatie:74/75
De rector van de monialen: 76Hoofdstuk 2: Vergadering van oversten
Het Generaal Kapittel: 77-79
De Centrale Commissie: 80
De regionale vergaderingen: 81Hoofdstuk 3: Het ambt van Generale Abt
De Generale Abt: 82
Keuze en Ontslag: 83
De raad van Vader Generaal: 84
De abt van Citeaux: 85
Conclusie:
In de vreugde van de Heilige Geest: 86