vorige pagina

Graag een korte reactie op dit verhaal naar: a.budel1@chello.nl

 

GENDER 'GELIJKHEID IN WAARDIGHEID INITIËREN'  (Teilhard)

GENDERGELIJKHEID IN WAARDIGHEID BEVORDEREN.

OVER DE NATUURLIJKE VOORUITGANG VAN AL HET LEVEN OP AARDE.

MENSEN ZIJN GENDERGELIJKWAARDIG EN  OOK TEGELIJKERTIJD ORGANISCH VERSCHILLEND IN  HUN SOORT. HETERO-LESBISCH-HOMO-BISEKSUEEL-TRANSSEKSUEEL-INTERSEKSUEEL.

DE VERHALEN VAN TEILHARD DE CHARDIN SLUITEN GOED AAN  OP DE INITIËLE VERANDERINGEN VAN ONZE TIJD.

 

Staan in het Krachtveld van de Liefde.

 - Zin van de natuurlijke (menselijke) inspanning.

- In de schoot van de natuur aanwezig blijven.

 

46.95

De schepping of de ontstaanskrachten in het heelal, hebben hun scheppende invloed op aarde nooit verlaten. Sterker nog, het heeft een blijvende ‘heiligende werkzaamheid’ in de mens tewerk gesteld. En het heeft zich altijd herkenbaar gemaakt via profeten en leraren, zoals christus via het christendom er een was, die mensheid naar een hogere vorm van leven hebben gebracht.

 

1. Die scheppende krachten, woorden, gedachten, of noősferische levens energieën, houden zich niet alleen bezig met de natuurlijke vooruitgang van het leven op aarde. Het wil meer, de hartstochten die ‘het’ in het leven heeft gecreëerd, zullen zich in de zielen der mensen concentreren ten bate van de voortgang aan naastenliefde ten opzichte van elkaar. In hun relaties kunnen mensen worden herboren tot hechte verbanden van onderlinge samenhang.

2. Het is het ‘scheppende gedachtegoed’ van de natuur, dat zich over de wereld heeft uitgestort. Vanuit een goddelijk universum heeft het mensen voortgebracht die hele volken tot een, ‘naar eenheid strevende voortgang’ volmacht heeft gegeven te doen wat nodig was. Teilhard de Chardin heeft die volmacht van Christus ervaren en begrepen, en heeft zich als het ware door ‘hem’ laten begeesteren. Het woord en de daden van Christus waren voor Teilhard voorbeelden tot navolging, in zijn priesterschap, zijn natuurwetenschappelijke inzichten en in zijn filosofische voorspellingen, hij voelde zich geroepen zijn natuurlijke en wetenschappelijke kennis over te dragen aan hen die hem nabij stonden.

3. Teilhard schrijft ons: Het komt voor dat vanuit een zuiver hart, verlangens en individuele affecties, een in zichzelf bijzondere, buiten hemzelf gelegen bron, hem tot vreugde leidt, hem een ontzaglijke gevoel van welbehagen bezorgt, binnenstroomt, dat een ‘incarnatie’ van menselijk bewustzijn veroorzaakt. Dat is het ook, wat door Christus aan mensheid werd voorgedragen en ingegoten. Door Christus zijn mensen op een christologische wijze geďnspireerd.

Zijn mensen met elkaar gaan communiceren, maar, om het visioen van liefde in vreugde tot elkaar te kunnen delen, zullen mensen de moed blijven vinden, om hun ‘kleine ik’ (individualiteit) te verbrijzelen of te depersonaliseren. Dat wil zeggen het ego ondergeschikt maken aan het ‘grote ik’ dat hier de betekenis heeft van het ‘ware wezenlijke’ van de mens, die zich los heeft gemaakt van haar natuurlijke driften. Om tot een gezamenlijk centrum te komen, met anderen waarmee je je op een natuurlijke wijze kan verbinden.

4. Want dat is de wet van de menselijke natuur; en die is absoluut (jezelf verloochenen) ten bate van het totaal, om tot een samen hechtende eenheid van individuen te komen. Met de ‘naastenliefde’ als inzet door zelfverloochening en onbaatzuchtigheid.

5. Wanneer mensen besluiten aan deze beweging mee te doen, dan merken zij, dat ze nog niets hebben kunnen bewerkstelligen door aan ascese of onthouding te doen. Alvorens tot een menselijke eenheid samen te kunnen komen (leven), zullen zij eerst een vorm van verhuizing moeten ondergaan, alvorens zij het ‘eigene’ buiten zichzelf kunnen vinden. Zij zullen moeten toe eigenen wat niet van hunzelf is. Hun eigen wezenlijke centrum buiten zichzelf durven plaatsen door dat met anderen te delen, en in de ander daarin samen te gaan, en lief te hebben. Een ander liefhebben betekent hier door de dood heengaan, niet bang zijn het leven (het eigene) te verliezen, en het ware leven herkennen door met (in) anderen mee te gaan.    

 

Angst voor deze metamorfose.

6. Door deze zijnsveranderingen en als men bereid is om het ‘kleine ik’ een lagere plaats te geven, kan er angst en onzekerheid ontstaan, kan men dan het gevoel krijgen zich tussen de wal en het schip te bevinden, niet wetend welke handreiking er zal plaatsvinden om vanuit die onzekerheid een hoger geestelijk doel te kunnen bereiken. De angst om alle zekerheid te verliezen wat men in de jaren heeft opgebouwd is zeker wel aanwezig.

7. De angst om te veranderen wordt gevoed door de angst te verliezen wat men nog niet weet. Verandering houdt het risico in dat men verliest wat eerder zekerheid gaf. Die beweging van zelfverloochening naar naastenliefde is een beweging dat een onvoorwaardelijke houding, ten opzichte van de ander of anderen, aan ons vraagt.

8.

Door Metamorfose spelen de volgende begrippen hun rol:

1. depersonalisatie             van je ik (egoďsme) losmaken/vervreemden

2. metamorfose                 iets bestaands verandert tot iets anders

3. zelfverloochening           afzweren of opofferen

4. naastenliefde                 welzijn voor de ander

5. innerlijke eenheid           harmonieus van binnen

6. in de ander verworden    in de ander deelnemen

7. hervormen                    vernieuwen door een proces

8. ontbinden                     uiteenvallen

9. veelvouden                   vermeerderen

 

9. Wanneer mensen besluiten de ‘liefde tot de naaste te beoefenen’, merkt men dat het niet eenvoudig is die innerlijke zekerheid te behouden. Die mens zet zich in om tegen een algeheel menselijke (maatschappelijke) dominantie, ontkenning, weerstand, om naastenliefde te bewerkstelligen. Hij ervaart dat daarmee het behoud van zijn eigen persoonlijke waardigheid op het spel wordt gezet.

10. Wanneer mensen verdriet hebben of ziek zijn, kan men niet zeggen dat hun ‘wezen’ verandert of vermeerdert (af of toeneemt). Onder de tegengestelde principes leven en dood blijft de natuur als ‘bron’ van leven, altijd haar rol spelen van de meest eenvoudige celdelingen tot aan voltallige vormen van veelvoudigheid, van Scheppend beginsel naar Volledige Voltooiing.

11. Het individuele of eigenbelang is het egoďsme dat zich verheft door de ‘rede’ dat voortkomt uit niet mededeelbaarheid. De dwaling die ons de verkeerde weg doet nemen is de verwisseling van individualiteit en persoonlijkheid.

Het deel van die mens dat zich van de andere mens wil onderscheiden individualiseert zich. Maar daarmee valt het terug in de veelheid, in de materie. Het vermindert en verliest daarmee aan werkelijkheid. Om volledig onszelf te kunnen zijn dienen we in de omgekeerde richting te gaan. Niet van de veelheid in gemeenschap naar de enkeling, het individu, de eenling.

 

Convergentie = gemeenschappelijk groei met behoud van eigenheid.

12. Naastenliefde vraagt om een ‘samengaan’ met alle anderen en in de ander. Het hoogtepunt van onze individualiteit is niet, in ‘bijzonderheid uitsteken boven de anderen’ maar is het groeien als persoon in ‘menigvuldigheid’, naar vereniging via een evolutionaire bezieling. Niet alleen als persoon maar, als in een evolutionair samengaan, door ons geleidelijk aan met elkaar te verbinden in vereniging.

Geen geest zonder synthese (verbindingen).

13. Deze wet is altijd hetzelfde, zo boven, zo beneden, het ‘werkelijke ego’ (wezenlijke) groeit omgekeerd evenredig boven het egotisme (arrogantie eigendunk) uit. Groeit naar het beeld van het Omega, doordat deze ons naar zich toetrekt wordt het ‘werkelijke ego’, je ware zelf, pas persoonlijk (wat bij elkaar hoort) door zich universeel te maken. Universeel is algemeen toepasselijk maken. Echter wel op een essentiële voorwaarde, dat wij niet op elk ‘willekeurig’ tijdstip tot elkaar mogen komen, het gaat erom dat verschillende verbindingen blijvend, in groeitempo, tot stand komen. Dat houdt in dat wij ons ‘wezenlijke individuele leven’ in wederzijdse aanraking laten komen met elkaar, en dat het niet op een toevallige eenmalige wijze gebeurd.

14. Dit gebeurd tevens onder verschillende vormen van psychische interactiviteit in de noősfeer. De noősfeer is een bezielende geestelijke bovenlaag, dat wordt voorgesteld als een energieke geestelijke denk laag, waarin alle mensen deelnemen. Interactiviteit als ‘interactieve centrische tijdseenheid’ op geestelijk niveau. Die gedurende enorme tijdseenheden op elkaar reageren en nieuwe ontwikkelingen voortbrengen in de voortgang van het evolutionaire denken van mensen.

48.98

15. In de natuur zijn er altijd energiek blijvende prikkels aanwezig geweest die mensen aan het denken hebben gezet. Christus is ook zo’n prikkel geweest om ons lagere egoďsme om te zetten naar een ‘hogere wezenlijke werkelijkheid’ dat ons vermogen heeft vergroot, om met heel ons wezen met anderen samen te gaan of lief te hebben.

 

Wij hebben blijvend leermomenten nodig.

16. Opdat ‘zijn’ woord en invloed, dieper in ons kan doordringen hebben wij leer ervaringsmomenten nodig om ons hart te verruimen voor ‘naastenliefde’, en betrokkenheid in het wel en wee van anderen. Moge het bloed van onze aderen een wereldwijde incarnatie (omvorming) teweegbrengen, zoals het vleesgeworden woord van Christus bedoeld is. Het bloed dat binnendringt, het bloed dat zich verspreidt, het bloed van de inspanning, en dat het zich met de nood van wereld zal vermengen.

17. In het (recentelijke) verleden is die voortgang niet zonder bloedvergieten tot stand gekomen. Dat het bloed van onze inspanning, en dat van de ontzeggingen in het hart van onze bewustzijnscentra, en dat de vele incarnaties van onze persoonlijke activiteiten, tot heilzame groei mag komen in het leven van onze directe omgeving en op wereldschaal, dat dit het leven zal vervolmaken tot heil en zegen van allen.

Mogen wij naar elkaar blijven uitzien, en ons uitgenodigd weten elkaar te ontmoeten in de zin van bovenstaande ‘natuurlijke’ inspanningen.

Anthoon Lucas Budel

Compassie Doen – Omzien naar elkaar

Nijmegen

27-01-2020

 

Ik heb geprobeerd de verhalen van Teilhard te vertalen naar de tegenwoordige tijd, vanuit het Godsbesef dat ik nu heb.