vorige pagina

        

 

Lofzang 49

 

In horigheid aan de gemeenschap, over dienstbaarheid ….

Wie liefheeft  vliegt - loopt - danst ...

 

1.    Maak mij wijd in de liefde, dat ik leer met de innerlijke mond van het hart te smaken hoe zoet het is te beminnen, en in liefde vloeibaar te worden en er in onder te gaan. 

2.    Laat mij door hevig liefdesvuur en in verbazing gegrepen worden door ‘liefde’ dat mijn begrip te boven gaat. 

3.    Laat mij het lied van de liefde zingen en jou mijn zoete geliefde volgen naar omhoog, naar de berg van de voltooiing. 

4.    Laat mijn Ziel bezwijken in mijn lof, als ik van liefde jubel. Dat mijn ziel bevrijd worde van de last van het wantrouwen dat mijn leven begeleidt, door dat wantrouwen maakt mijn ziel angst en verwarrende tijden mee. 

5.    O Eeuwig licht dat alle geschapen licht overstraalt, zendt dat felle bliksemlicht van de liefde ‘in’ mij, dat het tot in de diepste hoeken van mijn Ziel dóórdringt.  

6.    Zuiver licht dat verblijdt en verlicht. Verlevendig mijn geest met al zijn vermogens, om jou te kunnen aanhangen in één jubelende verrukking van vreugde. 

7.    O wanneer zal dat heerlijke uur eens komen waar ik zo naar uitzie, dat ik zal worden verzadigd door jouw aanwezigheid en Jij in Alles waarneembaar zal zijn? 

8.    De liefde is uit “DatWatGodIs” geboren (voortgekomen), en het kan niet anders, dan dat zij in al het geschapene aanwezig is en een activerende rol heeft in de wereld waarin wij leven. 

9.    Wie liefheeft vliegt, loopt, danst en is blij en vrij, niets houdt hen tegen. Zij geven zich totaal, want zij vinden rust in het Ene Ware dat het hoogste goed is en alles overtreft, dát is wat Universele liefde heet. 

10. Verliefd zijn is verbonden zijn met; waaruit All het goede voortvloeit en ons verzadigd in heerlijkheid, tot geven toe bereidt. Zij zien niet zozeer om naar het mooie van de gave, maar naar de zuiverheid van de ‘gave’ naar de gever toe. Liefde kent dikwijls geen maat, streeft vurig boven alle maat uit te stijgen.  

11. Gelukkig de mens die de ‘grootsheid van liefde’ kan waarnemen en open blijft staan voor de influisteringen van liefdesaanwezigheid waardoor zij de waarheid van haar inwendig onderricht kan blijven verstaan. 

12. Gelukkig de ogen die zich sluiten voor de uiterlijke en uitwendige dingen, en zich met aandacht richten op het innerlijke, van het zelf, en het zelf van anderen. 

13. Gelukkig zij … die zich laten doordringen in de dagelijkse in/oefeningen, om meer en meer geschikt te worden, het dagelijkse mysterie van de liefde te begrijpen.

 Ook al zal dat voor velen van ons een lange weg zijn om te gaan.

 La Lucas