naar bestijging

Visioenen en Waarnemingen

Kenteken en Geestelijke Visioenen;

WAT HET EERSTE KENTEKEN BETREFT:

[Geen meditatie meer].

Vroeger putte de ziel zich uit in een herhalende inspanning van mediteren en afzonderlijke kennis opdoen die betrekking hebben op de dingen van God, en nu is het zo dat deze zijn veranderd tot een houding. Het is niet meer zoals vroeger iets gedetailleerds of iets particuliers in eigen beheer. De mens heeft zich nu voor God geplaatst, en zij [de ziel] bevindt zich onmiddellijke in een confuse [verlegen, ontvangende] toestand van kennis die liefdevol, vredig en rustig is. En vanuit deze toestand drinkt de ziel wijsheid, liefde en genot. Het zou zeker niet goed zijn voor haar in deze toestand tot meditatie te dwingen. Daarom is het goed te realiseren dat, wanneer iemand de schil van iets verwijderd heeft, en die schil bestaat uit redenerend bezig zijn, én het begrijpen van particuliere objecten door middel van beelden en vormende gestalten, dan moeten zij zich niet opnieuw  in verwarring laten brengen door de schil nogmaals te verwijderen; die er reeds niet meer is, dan zou die persoon niet meer genieten van wat hij reeds bezit. 

HET TWEEDE KENTEKEN:

Bij het tweede kenteken moet men ervoor oppassen geen behagen te scheppen in de dingen die van het  "innerlijke" - "wezenlijke"  verschillen, maar die van de wereld zijn.  DE CONTEMPLATIE   De wijsheid die de ziel opdoet bij het verlaten van de meditatie en het redeneren; is zuiverder, eenvoudiger, volmaakter en geestelijker. De ziel raakt dán verwijderd van alle particuliere inzichten en kennis, waarop het verstand en de zintuiglijkheid gewoonlijk vat hebben.

Wanneer "anderzijds" de ziel zelf minder zuiver en eenvoudig is, dan heeft juist het verstand de indruk, heldere kennis te bezitten, want deze is altijd omkleed met begrijpelijke vormen waarop verstand en zintuiglijkheid steunen.  Hoe zuiverder de ziel is, hoe minder tastbaar en beïnvloedbaar zij is door het verstand en het redenerende.

Als de ziel zich eenmaal in een toestand van contemplatie bevindt [zich beschouwend en bespiegelend richt naar], dan dan zal de ziel zich ook niet meer bemoeien met de vermogens verstand, geheugen en wil. Toch wordt er nog wel iets gepresteerd in de zin dat er inzicht en genot in haar tweeg wordt gebracht. In die toestand wordt op passieve wijze God aan haar medegedeeld, en het licht wordt op bovennatuurlijke wijze ingestort. Daarbij is het van groot belang dat geen licht van andere bronnen er door heen wordt gemengd .. dus hoe zuiver ze ook mag zijn, deze lijken in niets op het licht dat rechts streeks van God komt, of via het punt OMEGA. Het is zoals David zegt: Leer innerlijk en uiterlijk ontdaan zijn van alles, en gij zult zien dat Ik Uw God ben en Het Niets Alles is.

Als de zuivering en het ontledingen van de ziel volledig is, met betrekking tot vatbare vormen en tastbare beelden, dan is het duidelijk dat de ziel zal rusten in een zuiver en enkelvoudig licht. Zij zal hierdoor gevormd worden tot in een toestand van volmaaktheid. Ook al ontbreekt het licht nooit in een ziel, toch zullen de vormen en omhulsels die de ziel omkleed door het stoffelijk lichaam, invloed op de zuivere uitstraling hebben. Wanneer die obstakels weg zullen vallen dan blijft de ziel achter in haar pure naaktheid, en armoede van geest, dan wordt zij geest in zuivere wijsheid genoemd; zoals de zoon van God ons dit al in zijn wijsheid heeft getoond.

blz    623

WAARNEMINGEN VAN HET VERBEELDINGSVERMOGEN ZOALS DIE OP NATUURLIJKE WIJZE WORDT INGEVULD DOOR DE FANTASIE:

VISIOENEN.

Visioenen zijn het zien van personen, figuren of afbeeldingen op niet natuurlijke wijze, zoals dromen boodschappen of verbeeldingen. 

Visioenen van het verbeeldingsvermogen zijn alle dingen te verstaan die als afbeelding of gestalten of voorstellingen aan ons voordoen.

Als vlekken op de ruit zijn de waarnemingen van gestalten en voorstellingen de visioenen betreffende waarin geestelijke mededelingen vervat liggen, waarover wij gesproken hebben, zij versluieren de ziel. Hoe beter de ziel haar wil en affectiviteit van die waarnemingen terugtrekt, des te meer komt zij in de gesteltenis om die boodschap van die mededelingen in zich op te nemen. Door zich los te maken van die boodschap berooft ze zich niet van de mededelingen en het goede dat er aan verbonden is. Als zij al die beelden en waarnemingen terzijde laat, kan zij overvloediger en in groter helderheid en vrijheid in geest de bedoeling die in de boodschap verborgen ligt in zich opnemen. De waarnemingen van bovennatuurlijke zijde zijn niets anders dan sluiers die het geestelijke wat er achter verborgen ligt niet zichtbaar maakt.

Als de ziel zich dus wil verzadigen aan de waarnemingen, dan zullen deze beslag leggen op de geest, en dan kan de geest zich niet enkelvoudig los en vrijmaken. Het voornaamste is immers het geestelijke wat middels een visioen wordt ingestort.

DE FANTASIE EN HET VERSTAND:

De fantasie, dat inwendige vermogen vormt samen met het geheugen een soort archief of vergaarplaats van het verstand. Als een spiegel houdt zij vast wat ze via de vijf zintuigen heeft opgenomen. De fantasie stelt het voor aan het verstand, deze beschouwt ze en beoordeelt ze. Het verstand is tot meer in staat, ze kan ook andere kenvormen samenstellen, die ze als zodanig herkent. Zó kan zowel God als het aanwezige kwaad in de wereld de inwendige bovennatuurlijke zintuigen beïnvloeden en manipuleren. Vandaar ook dat visioenen veel mooie en volmaakte dingen aan de ziel kan tonen. Op dezelfde wijze kan het kwaad in de wereld de ziel allerlei mooie voorstellingen tonen, die in het beleven ogenschijnlijk mooi en goed lijken, doch in werkelijkheid de ziel misleiden.

Het blijkt dat in de spiegel van de fantasie het verbeeldingsvermogen aan de gevorderden die de meditatie en de redeneringen hebben losgelaten, dat hen dit vaker ten deel valt dan hen die op natuurlijke wijze zintuiglijke visioenen ontvangen. Voorzover deze visioenen voorstellingen en kenbeelden hebben, verschillen deze niet veel van elkaar. Maar met betrekking op de uitwerking die zij hebben op de volmaaktheid van de ziel bestaat er wel een groot verschil.

blz    620

INWENDIGE ZINTUIGLIJKHEID:

Via het waarnemingsvermogen neemt het kwaad in de wereld zijn kansen waar, om te beïnvloeden en haar listen toe te passen. Daarom moet het verstand zich niet door deze dingen, visioenen en verbeeldingen, in beslag laten nemen, want de wijsheid van God waar het verstand zich mee moet verenigen kent geen afgebakend particulier begrip. De wijsheid is immers geheel zuiver en enkelvoudig. Wanneer men wil dat die twee uitersten zich met elkaar verenigen dan zullen zij noodzakelijkerwijs iets gemeenschappelijks moeten hebben. Wil de ziel dus binnen deze Goddelijke wijsheid vertoeven dan mag zij niet aangekleefd zijn met enige particuliere voorstelling, die in begrensde vorm aanwezig kan zijn. 

blz    621

God heeft geen gestalte en er bestaat niets wat op Hem gelijkt. Dit geeft de Heilige Geest duidelijk te verstaan in het boek Deuteronomium; hier wordt gezegd 4:12 Gij hebt de klank van zijn woorden gehoord en helemaal geen gedaante van God aanschouwd. Er wordt wel gezegd dat daar donkerte, nevel en duisternis was. Dit is dan de donkerte en confuse kennis waarover zij gesproken hebben, en waarin de ziel met God verenigd kan worden. 

Op de berg Horeb:

Hier wordt duidelijk te verstaan gegeven dat in deze hoge staat van vereniging, waarover wij aan het spreken zijn; dat God zich niet aan de ziel meedeelt door welke vorm van vermomming ook, geen visioen van verbeeldingsvermogen, geen gelijkenis of gestalte. Het is dat niet nodig, Hij deelt zich mee van mond tot mond, in zuivere naakte aanwezigheid.

Hoe meer de ziel en haar wil in staat is die geladen voorstellingen los te laten, des te meer komt zij in de gesteltenis om de pure geestelijke betekenis in zich op te nemen.

blz 626

Duisternis van het geloof:

Als wij willen zien, zullen wij in de vergelijking de leer vinden die wij gaan onderwijzen, die van de berg Thabor 1: 19. Als wij immers naar het geloof zien dat de profeten verkondigden; als naar een kaars. Dan betekent dit; dat wij in het donker zijn, en dat het licht geeft op een donkere plaats, en dat houdt in dat wij in het duister vertoeven met de ogen voor elk ander licht gesloten [het licht van de wereld], en dat alleen deze duisternis het ware geloof is , de duisternis waar wij op dienen te steunen om tot het ware licht te komen.

Spankeren 17-02-2003.

 

 

 

Ga naar Menselijk Bewustzijn - 33 - [klik hier]
Ga terug naar Vermogens van de Ziel [klik hier]
Ga terug naar Openingspagina [klik hier]