vorige pagina

 

DE AMBACHTSMAN ….

 Vakmanschap:

Blz. 17

Vakmanschap staat voor een duurzame basale menselijke drijfveer, in het verlangen om werk goed uit te voeren, omwille van het werk zelf.  Burgerschap! Vaak hinderen ‘sociale en economische omstandigheden, de discipline en toewijding’ van de vakman.

Blz. 18

Elke goede vakman voert een dialoog tussen zijn concrete handelingen en het denken erin. Door die dialoog ontstaan geleidelijk aan blijvende gewoonten, die het ambacht kenmerken. Deze gewoonten zorgen voor een ritme of relatie, tussen problemen oplossen en problemen ontdekken.

De relatie tussen hand en hoofd treedt op in zeer diverse domeinen. Zoals metselen, timmeren, het bespelen van een muziek instrument, creatieve werkplaatsen enzovoort. Maar al deze verrichtingen kunnen mislukken, of niet tot ontwikkeling komen, als er niet voldoende tijd en discipline aan besteed wordt. Evenmin als het gedachteloos of mechanisch gedaan wordt.

VAARDIGHEDEN

Blz. 19

Vaardigheden zijn mede gebaseerd op fysieke oefeningen, zoals de beweging van de hand, bij het aanslaan van een toets, of het hanteren van een plamuurmes. Moet dit kunnen samenwerken met de weerstand of de meegevendheid van het te gebruiken materiaal. Ambachtelijk werk kan een combinatie zijn van daadkracht, maar ook van fijngevoeligheid. Toch dient zo min mogelijk overdadige krachtinspanning toegepast te worden. Daarvoor heeft een goede vakman technische hulpmiddelen bij de hand, die zijn handvaardigheid ten dienste staan.

 Blz. 28

Vakmanschap hangt niet alleen af van handvaardigheid, het gaat niet alleen om het gebruik van de handen. De tijdsfactor en de onderlinge verbanden met anderen, en de financiering spelen daar een rol in, en maken vakmanschap ook psychologisch kwetsbaar.

 Blz. 30

Door alleen slaafs de regels te volgen die de ‘meester’ voorschrijft, maakt dat persoonlijke vaardigheden vaak niet de kans krijgen zich in een vak te ontwikkelen naar een hoger plan of vernieuwing. Het was in de middeleeuwen vanzelfsprekend dat vaardigheden van generatie op generatie werden doorgegeven. Sociale navolgingswaardige normen waren in de traditionele ‘vaardighedensamenlevingen’ meer waard dan individuele talenten. Braaf de regels navolgen was de voorkeur, daarin had ‘persoonlijke’ aanleg minder betekenis.

 Blz. 36. Het streven naar volmaaktheid.

In de moderne wereld bestaan er twee strevingen op dit gebied, ter stimulatie voor het werken:

 a. Er bestaat een moreel gebod om werk goed te doen, ten behoeve van de gemeenschap waarin men zich bevind.

 b. De tweede streving is die van de concurrentie positie. Dat verondersteld een verlangen dat, naast goed presteren, het een individuele passende beloning tot gevolg heeft. Dit verhindert echter een gemeenschappelijke cohesie.

 De problemen die aan dit laatste moreel gebod kleven werden zichtbaar in het Rusland van 1988, toen het Russische rijk op de vooravond stond van in te storten. De architectonische vormen en ontwerpen van de gebouwen waren (tijdsbepalend) goed. Maar aan de details van de gebouwen op dat moment was goed te zien, hoe ongemotiveerd de arbeiders hun werk hadden verricht, die de bouwwerken moesten uitvoeren.

 In bijna alle gebouwen was het beton slecht gegoten, slordig gewapend met staal. Het beton vertoonde vele herhalende gebreken. In dat communistische land werden werken ‘demoraliserend’ uitgevoerd. Slecht vakmanschap was het resultaat van de stalinistische cultuur in dat sovjet tijdperk. Die geleide economie van de Sovjet-Unie lijkt arbeidsmotivatie te hebben ondermijnd zou je kunnen zeggen. Het morele gebod, lever goed werk voor je ‘vaderland’ werd in de verloop van tijd een holle fase.

 Blz. 44. Nieuw economieën.

In onze nieuwe tijd heeft de nieuwe economie gebroken met twee traditionele vormen van beloning. In de welvarende gevestigde bedrijven, waren van oudsher de werknemers die hart voor de zaak hadden, op elk niveau goed gewaardeerd en beloond. Maar in de ‘nieuwe economie’ is het aandeel van ‘een goede beloning’ voor werknemers in de middenklasse gestagneerd, terwijl de rijkdom voor de mensen aan de top, wel is blijven stijgen. Door de oudere generaties werd het als een beloning beschouwd, dat je mocht blijven werken, terwijl er een automatische salarisverhoging in de loop der jaren vaststond.

 In die nieuwe economie zijn deze beloningen van trouwe dienst aan het verdwijnen geraakt. Bedrijven richten zich nu op werk van korte termijn, en laten een voorkeur zien naar jongere werknemers, boven de oude en ervaren werknemers. Voor werknemers betekende dat, dat hun ‘ervaring’, aan ‘institutionele waarde’, aan waarde verloor naarmate hun ervaring ‘groter’ werd. Dat betekende dat die ‘grotere vaardigheid’, hen niet tegen concurrentie beschermde, op de mondiale markt, en de handel in de rest van de wereld. Want tegenwoordig loopt een werknemer het risico door een collega uit India of Pakistan, met dezelfde vaardigheden, weg te worden geconcurreerd, die een lager loon accepteert.

 Tegenover het triomfalisme van het moderne bedrijfsleven, raken veel werknemers steeds meer in zichzelf gekeerd, door een groeiende economische bedrijvigheid, waarvan die organiserende bedrijven blijk geven, waarin zij weinig loyaliteit betrachten naar hun personeel in dienstverband, dat roept op hun beurt weinig toewijding naar het bedrijf op.

Internet bedrijven die aan het begin van de 21ste eeuw in de problemen kwamen bijvoorbeeld, leerden een pijnlijke les, hun werknemers verlieten het zinkende schip voordat het echt zonk. In plaats van zich in te spannen om het bedrijf in nood te redden.

 Televisie cultuur en moderne tijd.

Er ontstaat in de nieuwe tijd, en vanuit haar televisie cultuur, een vermindering aan sociaal-kapitaal, mensen hebben minder belang bij organische netwerken, zoals betrokkenheid in gemeenschappelijke zaken; werknemers raken minder politiek en sociaal betrokken dan generaties terug.

 Blz. 46. Goede prestaties en vaardigheid.

Nieuwe economieën raken losgekoppeld van arbeidsmatig werken. Weinig mensen denken nog dat ze worden beloond door goede prestaties (inzet) te leveren omwille van die prestatie (product). De moderne vakman neigt inwendig misschien nog wel naar dit ideaal, maar gezien de lage ethiek die er heerst en de lage beloningsstructuur, zal die inspanning niet zichtbaar worden.

 Blz. 47.

Wat is een vaardigheid precies? Je kunt spreken van ‘een geoefende praktijk’ iets dat door herhaling en inzet bereikt wordt. Handvaardig en bekwaam een handeling uitvoeren. Door herhaling en oefening een handeling uitvoeren dat bij vakbekwaamheid wordt vereist. Kan ook betekenen iemand zeer bedreven in een ambt of bespelen van een instrument is.

 Talenten of bekwaamheid.

Talenten en inspiratie zijn verantwoordelijk voor spontane opkomende nieuwe kwaliteiten. En de herhalende oefening daarin is een voorwaarde voor het voortbestaan van de nieuwe kwaliteit. Aangeboren of aangeleerde talent zonder oefening of training zal niet lang blijven voortbestaan. Als mensen bepaalde handelingen aanleren, is zelfkritiek daarbij een belangrijk item om tot verbetering en uitbreiding van technische mogelijkheden te komen. 

 De manier waarop een herhaling wordt gedaan, beïnvloed de ontwikkeling en de techniek van die vaardigheid. Daarom moet de duur van die handeling zorgvuldig in de gaten worden gehouden, en ingepast raken in tijd en omstandigheden. Het aantal malen van eenzelfde handeling mag niet tegenstrijdig zijn, met de aandachtsboog van het individu, op een gegeven moment.

 Het vermogen om herhalingen vol te houden neemt toe naarmate een vaardigheid groeit en eigenhandig wordt. Deze aanwijzingen voor meer en houdbare vaardigheid, stuit in onze maatschappijen op een groot obstakel.  Dat obstakel is de manier waarop machines gebruikt worden. Het mechanische in een machine staat voor niet statische herhaling, wel door een herhalende constante in kracht en precisie. Dankzij de revolutie in de micro chips in de computer, is de moderne machine niet statisch maar wel uiterst nauwkeurig. Door de terugkoppeling circuits`(omschakeling) kunnen ook machines van hun ervaring leren.

Blz. 49. De bedreiging van de modernste machines.

De machine lijkt al sinds de industriële revolutie een bedreiging voor het werk van de handswerkman. Industriële machines werden niet moe en deden uur na uur nauwkeurig hun werk. De bedreiging voor de ‘ontwikkeling van vaardigheid’ in de maakbare wereld, is echter van een andere aard.

Inmiddels kan de materiele wereld niet meer zonder CAD, een elektronische tekenmodule, en zou niet meer zonder kunnen werken.

Als je echter een locatie, plan of omgeving op papier ‘tekent’ met de hand, dan ‘nestelt’ hetgeen dat je tekent zich ook op in je geheugen, je gedachten. Je leert iets al tekenend te kennen of verkennen, meer dan wanneer het door een CAD op de computer wordt gedaan. Daar is het ook weer even snel uit je geheugen verdwenen. Dit geeft aan wat er momenteel mentaal verloren gaat, als we alles door de computer zouden gaan doen.

Architect Renzo zegt het zo: je begint met een schets, dan maak je een tekening, dan een model van karton, en dan stap je over naar de realiteit, de locatie waar het moet komen te staan. En dan ga je weer verder met tekenen. Je bouwt in een soort cirkelbeweging, van tekenen naar een model, van een model naar de locatie, van de locatie weer naar te tekening en je past aan. Dit is ook typerend voor de vakman, je bedenkt, je tekent, je kijkt, je maakt, het doet je wat, en of je doet het nog een keer over. Als algoritmes, een rekenkundig grootheid, het voor je doet, maakt het iets in een proces, binnen een gesloten systeem, een statisch middel om een doel te bereiken, en de cirkelbeweging verdwijnt.

Het met de computer gestuurde ontwerp van een gebouw of ding, brengt specifieke gevaren in het denken ervan met zich mee.

Dat gevaar kan weggenomen worden door weer fysiek te gaan tekenen. Door handmatig te tekenen krijgt men weer verbinding met de fysieke werkelijkheid van het materiaal dat in de praktijk gebruikt gaat worden. Machinaal (computer CAD) ontwerpen van dingen of gebouwen, verhindert een soort begrip hebben met de fysieke werkelijkheid.

Blz. 65. De werkplaats.

In de Middeleeuwse Gilden werd de mannelijke autoriteit belichaamd door een driedelige hiërarchie. Aan het hoofd de Meester, dan de Gezel, en aan het begin de Leerling. Lengte van het leerproces, gewoonlijk 5 a 7 jaar. Dan kwam er een moment van in een presentatie een prestatie tonen, die de voortgang bepaalde van het soort werk in de gilde, een werk dat de voortgang en de vaardigheid van de gevorderde leerling moest zichtbaar maken. Als Ambachtsman werkte hij nog zo’n 5 jaar voordat hij kon slagen als Gezel. De presentatie van een Gezel moest dan weer blijk geven, of hij ook in staat was om leiding te geven. Of hij gezag kwaliteiten in zich had om definitief het gezag van een Meester over te nemen.

Het gezag van een Meester stond niet open voor discussie, zijn oordeel was definitief.

Blz. 89. Ambacht en Kennisoverdracht.

Kennisoverdracht in de Middeleeuwen lag nogal moeilijk, omdat de vakbekwaamheid zeer persoonlijk was en ook geheim moest worden gehouden. Meestal leerden de mensen hun vaardigheid in werkplaatsen, die ook meestal verbonden waren met het huis van de Meester. Leerlingen deden gewoonlijk het voorbereidende werk, en de Gezellen verrichten het fijnere werk, de afwerking en ook de eventuele beschermlagen, zoals het vernissen van schilderijen, kasten of andere zaken werd door de Meester gedaan. De Meester was veelal ook bij de gehele procedure aanwezig.

De Marktwerking.

Tijdens een algehele economische recessie van de jaren twintig in de achttiende eeuw moesten vele werkplaatsen bezuinigen, als gevolg van onzekere marktwendingen. Het voortbestaan van een werkplaats was afhankelijk van opdrachten die door kerken en paleizen werden gegeven. Maar het opheffen van een werkplaats gebeurde ook, door de ‘absorptie’ van onbewuste verloren gegane kennis, omdat onuitgesproken gedachten en ervaringen in de ambachtelijke werksfeer niet gedeeld werden met anderen, en deze werden in het graf meegenomen. Zoals alledaagse ambachtelijke gewoontedingen die uit 100 kleine bewegingen bestonden en bij elkaar opgeteld een ambacht vormen.

Blz. 94. Over het gezag in de werkplaats.

In een goed geleide werkplaats zou het onuitgesproken ervaringsveld en de expliciete theoretische uitvoering ervan, met elkaar in harmonie moeten zijn. En zou er bij de Meesters of ervaren medewerkers een evenwicht in het delen van dat ‘ervaringsveld’ moeten bestaan. In de uitvoering en de overdracht, dat zij de tijd zouden hebben genomen om uit te leggen aan elkaar, de gedachten en verzamelde ervaringen en aanwijzingen van stappen die zijn genomen hebben om iets te vernieuwen, beter of mooier te maken. Hun gezag door hun bekwaamheid is in feite gestoeld op dingen die zij hebben gezien en weten, die anderen niet zien of niet weten. Hun gezag blijft daardoor niet duidelijk door het zwijgen.  

Nieuwe vormen van gezag.

De geschiedenis van een Middeleeuwse werkplaats toont ons het recept hoe mensen met elkaar verbonden zijn, door het samen maken van een product. De essentiële ingrediënten van zo’n recept waren religie en rituelen. In latere fasen werd daar ‘originaliteit’ aan toegevoegd.

Een toestand die onderscheiden kan worden van het begrip autonomie, want ‘originaliteit’ veroorzaakt in een productie of creatieve werkplaats is echter een nieuwe vorm van gezag, dat vaak maar kort bleef bestaan. Omdat het ondergedompeld dreigt te worden doordat het ook het gezag van de Meester aantast. In essentie, dus waar het vooral om gaat, verloopt het gezag in een werkplaats vanuit kennis en werkervaring.   

Bindende werking in een werkplaats.

Vakwerk kan niet zonder normen en waarden bestaan en kan uitstekend door mensen worden belichaamd. In de Middeleeuwen bestonden de ingrediënten voor een bindende werking uit die van religie en rituelen. In een latere meer seculiere tijd werden deze ingrediënten vervangen door autonomie en originaliteit. Een toestand dat onderscheiden kan worden door de zelfstandigheid van de ondernemer en die van de medewerker, impliciet daarmee ontstond er een andere gezagsverhouding in de werkplaats. Dat eventueel voor problemen kon zorgen in de onderlinge verhoudingen.

Kenmerk van onze moderne wereld, minder respect voor gezag.

Een van de kenmerken van onze moderne tijd is, dat we ons bekommeren over een te kort aan respect betreffende het gezag, zoals dat vroeger voorkwam, door een overtuigende houding van de Meester of een ander soort van gedragsdrager.

Zoals zoveel mensen, zoveel dorpen, zoveel steden, die soms onder een tirannieke dwang van een wel of niet charismatische leider, moesten leven en werken. Die macht wordt echter door de mensen gegeven, doordat ze het toelaten zonder een tegenwicht te bieden. Het zijn de deelnemers zelf die tirannieke dwang laat gebeuren.

Als dat zo werkt in een werkplaats, dan is het geen leuk verblijven voor de originele vakman, die door zijn kundigheid ook een zekere gezag ten toon spreidt. En toch blijft het noodzakelijk dat er sprake is van dat gezag door originaliteit, én het gezag van de Meester, om een goed functionerende orde te kunnen handhaven.

Blz. 105.

De groei in het menselijk vermogen om hand en spandiensten te combineren met het verstandelijk vermogen, is na de verlichting in 1720 tot ontwikkeling gekomen. Het idee dat volwassenen zonder dogma’s  konden leven en werken kreeg ruim baan. ‘Verlichting’ (Kant) is des mensen vermogen uit te stijgen uit een zelf aangedane onvolwassenheid. Onvolwassenheid is het onvermogen zonder hulp van een ander, gebruik te maken van de eigen verstandelijke vermogens.

Dat berust (verlichting) op het gebruik van vastberadenheid en moed, om je eigen persoonlijke mening in te zetten, de vrije rede. De nadruk ligt hier op de ‘daad’ van het denken, ‘dat’ wat uit het denken voortvloeit. ‘Kant’ richtte zich hier niet op het ontwerpen van een orde, maar op het beoordelen ervan, onafhankelijk van wat van orde het is.  En dan ontstaat er de vraag, gaat die vrije rede verworden tot wanorde?

Blz. 106.

Hier wordt gezinspeeld op de vrije redenatie aan beïnvloeding, de voortgang  in revolutie of traditie, dat in alles blijft meespelen. ‘Educatie’ is  je laten opvoeden of vormen door leerprocessen tot nieuwe ervaringen. En het gedrag van mensen dat daar uit voortvloeit in sociale of werkverbanden. Deze ‘praktische cultuur’ maakt dat gewone dingen die kunnen, en dingen die niet kunnen evenveel waard zijn, in het beeldende vermogen van een mens. Door het te beschouwen en te verklaren wat het is, kunnen we het verbeteren door er rationeel over na te denken.

Blz. 111. Hoe mensen werken en ze hun grenzen leren verkennen.

Veel vakbekwame kennis is ‘onbewuste’ kennis, mensen weten dan hoe ze iets moeten doen. Daarentegen kunnen ze wat ze weten niet onder woorden brengen. Hier gaat een probleem onder schuil. Onduidelijkheid betekent niet, dom zijn. Wat je met woorden kunt zeggen, is beperkter dan wat je beeldend kunt uitleggen, door dingen te laten zien.                                                                

‘Vakwerk’ bestaat uit een domein (veelheid) aan vaardigheden en kennis. Dat verbale (sprekende) verklaringsvermogen vermogen van de mens, gaat soms begrippen te boven. Dit stelt weer het schrijven erover tot proef, om die vaardigheid exact te omschrijven. Dat is wellicht dé mogelijkheid de beperking van de taal te gebruiken als ‘spiegelmoment’ voor het menselijk functioneren.  Een oplossing daarvoor is de taal te vervangen door het getekende of gefotografeerde beeld. Alle rommel die in een werkplaats voorhanden is verdwijnt uit beeld, en de handswerkman kan zich geheel focussen op het fysieke ontwerp dat beeldend voor hem ligt, het doel van zijn vaardigheid. Die fotografische procedure stelt hem in staat om over materiele zaken na te denken (en makkelijker met een ander te delen), en in stilte ontstaat er communicatie, tussen de mens en het te maken ding.

 Onderlinge verhoudingen in een werkplaats.

Net als in een non-verbale klooster of in het zenboeddhisme volgt een ambachtsman zijn werk. Niet met woorden, maar door daden ontstaat er een ding door zijn drive. Leren door te doen is een logisch gevolg van het een op het ander, maar als iemand geen talent of invoelingsvermogen heeft, zal er toch iemand of iets moeten zijn om hem verder op weg en naar betere resultaten te helpen. Soms moet dan iemand of een leraar rekening houden met een beperkte vaardigheid, en is een geruststellende houding van belang.

 Ook binnen de ambachtelijke vaardigheden cultuur is het van belang, dat een progressieve (prikkelende) duiding niet voor iedereen een oppeppende uitwerking zal hebben. Als in een werkplaats voor een lerende persoon, daardoor mensen het gevoel van onvermogen versterkt wordt, wordt het een wrede leerschool.

 Betrokkenheid met alles wat er zich afspeelt is van belang.

Het streven naar goede kwaliteit is natuurlijk een belangrijk gegeven voor het te ontstane product, en kan een drijvende kracht zijn om tot vakbekwaamheid te komen. Het verlangen iets goed te doen is nodig om tot betere vaardigheid te komen. Een mens wordt iedere keer weer opnieuw door zichzelf getest, en wanneer hij presteert onder de maat, kan dit zowel voor de een verlammend en voor de ander uitnodigend werken, afhankelijk van de persoonlijkheid van de vakman in wording.

 Tekortschietend talent vraagt begrip en aandacht, in plaats van botte afkeuring. Het verlangen talent of bekwaamheid te bezitten maakt onvolmaaktheid tot een tragedie voor de leerling. Robotisering bijvoorbeeld kan in onze moderne wereld een hulpmiddel worden om toch vakbekwaam werk te kunnen leveren.

 Blz. 115.

Anderzijds is de robotisering een geduchte concurrent van het op ambachtelijke wijze een product te realiseren, door haar snelheid, efficiëntie en compleetheid. Dat neemt niet weg dat ambachtelijk werk, een natuurlijke en menselijke manier van werken blijft. En dat het belangrijk blijft deze wijze van arbeid te verrichten, en in stand gehouden dient te worden, op kleine en individuele schaal.

 Tot zover ….

 

Dit schrijfwerk is een samenvatting uit het eerste deel van het boek “De Ambachtsman” van Richard Sennett.

Meulenhof 2008.

Ik heb dit gedaan omdat Jaap van Geel mij vroeg om het eens door te lezen, en heb het idee dat het aanwijzingen bevat, die het werken in de werkplaats van het ‘Ambacht Centrum Grave’ ten goede kan komen.

(de bladzijde nummering geeft enigszins de plaats aan in het boek)

AMBACHT CENTRUM GRAVE

Anthoon Lucas Budel

Nijmegen

16 februari 2020